Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

syndicaat (syndikaat)

betekenis & definitie

Vereniging van werknemers die in hetzelfde vak werkzaam zijn, ter behartiging van hun belangen: vakvereniging, vakbond.

Als een werkman kwaad is dan trekt hij naar zijn syndikaat, VERSTEYLEN 1964, 77.

Het feit dat hij ook van economie behoorlijk wat kaas had gegeten, maakte dat hij zowel de industrie als de syndicaten allerlei conjunctuurbloempjes op de mouw kon spelden, VAN DEN BROECK 1972, 29.

In een schrijven van het A.C.V. van 17-1-‘75 heeft dit syndicaat reeds alle secretarissen verwittigd op dit gebied waakzaam te zijn, Kerk en Leven (ed. Brussel N.-O.) 17/2/1977, p. 4.

Die federatie zal de naam dragen van Federatie der Belgische farmaceutische syndikaten, Nieuwsblad 9/4/1977.

Zij ... dreigen zelfs met stakingspiketten aan de bloemmolens. Daarvoor hebben zij echter de steun van andere syndikaten nodig, Gazet v. Antw. 13/9/1977.

Opm.: In de standaardt. vrij ongebruikelijk en uitsl. in econ. taalgebr. in de bet.: combinatie van zakenlieden, belangengroepering met gemeenschappelijke vertegenwoordiging.

Sam. (slechts enkele voorb.): artsensyndicaat (Tenslotte staat ook nog een konflikt te pruttelen tussen de minister van Financiën en een artsensyndikaat dat blijft weigeren zich bij de fiskale voorschriften van de overheid neer te leggen, Limburg 31/8/1976);

- boerensyndicaat (Touring 7/4/1977, p. 21);
- noodsyndicaat (Dus hebben de verenigde kommentatoren een noodsyndikaat opgericht en besloten de uitzending direkt na de aankomst van de rit stop te zetten, Gazet v. Antw. 4/7/1978).

< >