(Tabak) pruimen; - vand. ook: (kauwgom) kauwen.
«Ze kost het niet meer uithouden. En weet ge waarom?» - «Neen.» - «Omdat ik sikte, ze kon niet tegen een straffen asem», CLAES 1923, 59.
Sam.: afsjieken, tot het einde toe pruimen (Hoe oud mag Knorre wel zijn? In de zeventig misschien? Die man heeft al wat afgesjiekt. Zijn beste tijd is ook voorbij, STREUVELS 1962, 172); - sjiektabak, pruimtabak.