Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

sjiek (sik)

betekenis & definitie

(Tabaks)pruim; geen sjiek (tabak) waard zijn, helemaal niets, geen sikkepit waard zijn; - ook: pruimtabak; - vand.: kauwgom.

Zoo zat nu V.L. ... naast mij op de bank, een beetje verdrietig omdat ik hem geen sikske had kunnen bezorgen, CLAES 1923, 214.

De oude heeft een stalen blik. Even beeft zijn baard, een lichte trilling. Hij spuwt zijn sjiek uit, TEIRLINCK 1952, 1, 11.

Dit merk van eerlijkheid en fatsoen doelde op de alombekende hoedanigheid van de tabak, de sigaren, de sjieken en de snuif, TEIRLINCK 1952, 2, 7.

Die durft niet eens op zijn sjiek toebak kauwen nu hij voor de dode Victalis staat, CLAES 1976, 12.

< >