Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

schrap

betekenis & definitie

I. Als bnw.

1. Krap, schaars; armoedig; vooral in de verb. er schrap voor zitten.

Als hij in eenmaal vijftig kilo Spaansche tarwe kocht, zou zijn liefhebberij profijtiger uitvallen... Maar ’t zit er zoo schrap voor in zijn portemonnee, WACHTERS 1946, 153.

2. Van zaken: nauw, eng, krap; - ook m. betr. t. beschikbare ruimte: bekrompen.

II. Als bijw.

Nauwelijks, net; we zullen deze maand maar schrap toekomen.

< >