Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

schepen

betekenis & definitie

Door de gemeenteraad uit zijn midden gekozen lid van het dagelijks bestuur van een gemeente; in Nederl.: wethouder. Daarnaast ook de vr. vorm schep ene.

Hij moet tegen elven op het stadhuis zijn; hij is schepen van onderwijs, hij hoopt nu natuurlijk burgemeester te worden, VAN AKEN 1965, 144.

Je wordt vriendelijk uitgenodigd op het eerste bal van de burgemeester of op het zesde bal van de schepen van kultuur, Vrouw en Wereld dec. 1973, p. 40.

Op deze dag gaan wij onze burgemeester, schepenen en gemeenteraadsleden verkiezen in de nieuwe gemeenten die na de fusieoperatie ontstaan zijn, Vrouw en Wereld maart 1976, p. 6.

Tenslotte zal een gezinsbeleid tot snellere concrete resultaten komen wanneer zulk beleid behoort tot de specifieke opdracht van een schepen, vandaar de noodzakelijkheid van een schepen van het gezin, Uit een informatiefolder Boom sept. 1976.

R.V. is schepen van kultuur van de grootste stad van België, Gentenaar 22/5/1977.

Burgemeester V. was verontschuldigd en het was schepen voor sport B. die C.H. op het gemeentehuis in de raadszaal mocht begroeten, Gazet v. Antw. 16/9/1977.

Namens het college van burgemeester en schepenen, Boom 2/6/1978.

Ook o.a.: BUYSSE 1959, 124. Limburg 31/8/1976. Nieuwsblad 18/4/1977.

Opm.: In de standaardt. wel als hist. term: stedelijk overheidspersoon, lid van het met bestuur en wetgeving, ten dele ook met rechtspraak belaste college.

< >