Schaar (als knipwerktuig).
Met de scherpe punt der scheer ripte zij bedaard het omslag open, STREUVELS 1962, 12.
Marie, kom hier en zit wat neer ... Amai, ik zat juist op de scheer, GHYSEN 1962, 18.
Sam.: scheresliep, scharensliep, scharenslijper.