Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

sacoche

betekenis & definitie

Handtas, tasje (voor dames); soms ook in toep. op een geldtas, gereedschapstas, boodschappentas enz.

Zij stond op, kreeg een portret uit een sacoche en toonde ons dikke Jeanne in al de weelde die ik had meegemaakt, ELSSCHOT 1960, 380.

Tante Foei heeft een versje voorgedragen dat ze zelf gemaakt had, ik vond het toch vriendelijk dat ze dat gedaan had, en als het uit was vroeg zij waar is mijn chakoch? want ze was er zelf van gepakt, VERSTEYLEN 1964, 63.

Ik heb gezegd dat hij met zijn sacoche mocht terugslaan, maar dat deed hij niet, B.R.T.-programma Noord-Zuid 10/11/1977.

De greep op de sacoche loog er ook niet om, Nieuwsblad 1/7/1980.

< >