Polijsten.
Geen duivel-doet-al moet Jozef worden, maar een vakman ..., die schildert, poliert en al wat er bij hoort, die toovert met behangselpapier, draperies en gordijnen. Hij moet een kunstenaar worden in zijn vak, BLOMMAERT 1945, 176.
Halve gast spuiter, een gevormd man die nog weet wat slissen, puimen, polieren enz. betekent, Gazet v. Antw. 27/6/1977.
Afl./Sam.: polierder, polijster (Polierder of chapper gevr. vr. industr. bevloeringen, Gent 12/8/1976, p. 15); - poliervijl, polijstvijl, zoetvijl; polierwerk, polijstwerk.