Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

patisserie

betekenis & definitie

1. Banketbakkerij; - in de eerste aanh. in toep. op het banketbakkersvak.

Gevraagd: leerjongen met leerkontrakt voor aanleren van patisserie-chocolaterie en glacé, Gent 12/3/1976, p. 15.

Patisserie V.F. ... Specialiteit wit en grijs boerebrood, Feestprogramma Rumstse Volksfeesten 1976, p. 57. Wat de bakkerijen en patisseries aangaat, bij S. wordt op 1.4.’77 ’n dienstjarenbarema van toepassing, zoals dit reeds bestaat in de groep G.B. enz., Volksmacht 11/2/1977, p. 8.

2. Banketgebak; vaak als coll.: gebakjes, taartjes: zij eet nooit patisserie.

En dan zakt het af naar hun maag. Ze kunnen niet meer eten. Kaas, vleesch en eieren, patisserie, niets dat lekker is kunnen ze nog verteren, WALSCHAP 1935, 69.

Bloem voor patisserie, Shopping (ed. Antw.-Z.) 18/11/1976.

Opm.: In de standaardt. onbekend (freq. 0), hoewel vermeld in versch. handwdb.

Sam.: patisseriebloem, bakmeel (Soubry patisseriebloem, Boom 3/12/1976).

< >