In Vl.-België (onder invloed en ter vert. van fr. industrie) vrij gebruikelijk, in versch. toep. waar in de standaardt. industrie wordt gebruikt; in ’t mv.: industrieën, bedrijven; zie verder de Opm.
Afdoend openbaar vervoer, het aantrekken van nieuwe nijverheden, het betrekken van de bevolking bij belangrijke beslissingen, enz., Uit een informatiefolder Boom sept. 1976.
Opm.: In de standaardt. is nijverheid beperkt tot alle bedrijf waarbij grondstoffen worden verwerkt (tgov. landbouw en handel); sam. met nijverheid als eerste lid zijn in de standaardt. w.g. of vero. (bijv. nijverheidswet) en veelal weergegeven door een omschrijving met het bnw. industrieel (zie ook WNT IX, 2009-2010).
Sam.: autonijverheid, autohandel, auto-industrie (De Belgische autonijverheid zit in een uitzonderlijke situatie. Samen met Zwitserland, is de automarkt in ons land erg open, Gazet v. Antw. 22/12/1977);
- rijwielnijverheid (Ten bate van de nationale rijke rijwielnijverheid, welke voordelige vertakkingen onderhield met de ganse wereld, T.V.-strip 19/5/1978, p. 163);
- nijverheidsgebouw, fabrieksgebouw (Nieuwe nijverheidsgebouwen aan de Industrielaan met medegaande grond, Gentenaar 15/5/1977);
- nijverheidsgrond, industriegrond, fabrieksgrond («Twee duizend verdieren?» zegt Bulckens voor een mooi stuk nijverheidsgrond, WACHTERS 1946, 163.
Nijverheidsgrond, langsheen de Rupel, Koerier (ed. Mortsel-Rupel) 15/3/1978, p. 8.);
- nijverheidshelper, (Het Belgische Rode Kruis voorziet in deze behoefte door het inrichten van kursussen bestemd voor de massa. Er is: een kursus van helper, een kursus nijverheidshelper, een kursus eerste hulp in oorlogstijd en bij grote rampen, Vrouw en Wereld jan. 1976);
- nijverheidsondememing, industriële onderneming;
- nijverheidsproduktie, industriële produktie (Sedert het einde van het voorgaande jaar is de Belgische nijverheidsproduktie stabiel, Gazet v. Antw. 7/6/1977);
- nijverheidsstad, industriestad.
