Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

mistevreden

betekenis & definitie

I. Als bnw.

Ontevreden, misnoegd, ontstemd; malcontent.

«Waarom vraagt ge dat alles?» vroeg ze geheimzinnig. «Om ... niets,» verzon Staf een goedkope uitvlucht. Hij was mistevreden. Niets had hij bereikt en duidelijker spreken durfde hij niet, BIJDEKERKE 1948, 99.

Den volgenden morgen ontwaakte Maurice met een zwaren kop, mistevreden, onder den indruk ene dwaasheid begaan te hebben, STREUVELS 1964, 230. Ook o.a.: CLAES 1933, 177.

II. Als znw.

Ontevreden pers.; in ’t mv.: ontevreden groep, malcontenten.

Hij zegt tot de mistevredenen dat ze de enigen zijn die klagen en dat, indien ze eerlijk willen zijn, ze insgelijks moeten bekennen dat ze geen reden tot klagen hebben, DE COREL 1949, 344.

Zij waren in voortdurend machteloos verzet, dat zich vooral manifesteerde in het vrijwillig stukmaken van de machines ... . En meer nog, zij spraken af met mistevredenen uit de andere werkplaatsen, die op hun beurt wat stukmaakten of lieten verdwijnen, BOON 1961, 216.

< >