Werknemer die leiding geeft aan en toezicht houdt op een ploeg, groep van arbeiders: ploegbaas; soms bep.: voorman (als hij ook meewerkt); in niet-off. taalgebr. ook: chef, onderbaas, werkmeester, meesterknecht.
Ze hadden een deel van zijn loon afgehouden omdat er breuk was aan de machine. Hij vloekte op machines, fabrikanten en meestergasten, DE PILLECYN 1962, 225.
Toen hij de eerste dag naar zijn werk was, kwam een buurvrouw bij de moeder binnenvallen. O, daar? zei die. Wist je niet dat daar een meestergast staat die het leven van alle nieuwelingen zuur maakt? Vrouw en Wereld juli/aug. 1976, p. 17.
Lijkkistenfabriek ... zoekt dringend: meestergast voor machinewerkplaats met grondige kennis van houtbewerkingsmachines, enkele jaren ervaring, max. 35 jaar, Gent 12/8/1976, p. 14.
Meestergast op hoogte bouw in ’t algemeen, Gazet v. Antw. 21/4/1977.
Ook o.a.: WACHTERS 1946, 112. BIJDEKERKE 1948, 18..