Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

klot

betekenis & definitie

Klomp, kluit, klont; vaak in de verkl.: klontje (suiker); soms bep.: aardkluit.

Ze waren allen mager en recht, alleen de moederoverste was een klotteke vet, TIMMERMANS 1966, 55.

De grond dreunde, bonkte en kreunde onder het zwaar gewicht, en de klotten aarde vlogen over de hoofden der schokkende lijven, TIMMERMANS 1966, 105.

Zij stak eerst een klotteke suiker in de jenever en zabberde dat op, WALSCHAP 1976, 141.

< >