Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

kampernoelie (kampernoelje)

betekenis & definitie

In toep. op een bep. soort van eetbare paddestoel (Agaricus campestris): champignon.

Kleine of verse kampernoelies moeten niet gepeld worden, Koken ± 1968, 59.

In het najaar trok hij voor dag en dauw de beemden in om kampernoelies te zoeken, CLAES 1976, 18.

Grote gebakken chinese garnalen met kampernoeliën, Ciné 23/12/1976, p. 16.

Tomaten met kampernoelies, Kookkunst 5, 48 (c.1977).

Voor verse kampernoelieën, alle dagen in de week. Kwekerij K., Kerk en Leven (ed. Boom) 27/4/1978.

Ook o.a.: VAN DEN BROECK 1972, 120. Vrouw en Wereld nov. 1975, p. 18. Gazet v. Antw. 4/7/1978.

Sam.: kampernoeliekop (Stoof enkele kampernoeliekoppen en stelen in een weinig vetstof, citroensap, peper en zout, Vrouw en Wereld jan. 1976); kampernoeliesaus (Koken ± 1968, 39); kampernoeliesoufflé (Koken ± 1968, 177).

< >