Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

ineenstuiken

betekenis & definitie

In elkaar storten, in elkaar zakken, instorten; vaak overdr. van pers. die door oververmoeidheid, overspanning enz. ’instorten’; van een organisatie ook: tenietgaan, ophouden te bestaan enz.

Hij zal werken om moe te worden, zodat hij ’s avonds niet zal kunnen dubben, maar van vermoeienis ineenstuiken, DE COREL 1949, 38.

Het kan weggestopte spanning zijn bij een man die bepaald te hard werkt ..., al eens ineenstuikte en toen met rust moest, Knack 13/12/1972, p. 15.

Hij zet zich zwijgend neer ..., de organisator der bende, die elk geheim kent en alles weet, zodat de bende zonder hem ineenstuiken zou, BOON 1975, 170.

Ook o.a.: BLOMMAERT 1945, 9. TEIRLINCK 1952, 2, 212.

< >