Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

herkuul (hercuul)

betekenis & definitie

In toep. op een buitengewoon fors man; hercules, atleet; in ’t bijz.: krachtpatser, kermisworstelaar enz. Dat kan slecht een foorman zijn.

De een of andere schooier wellicht, of een liedjeszanger, of een herkuul, die voor zijn kunsten alleen maar een stuk ijzer en een tapijtje nodig heeft, OP DE BEECK 1947, 199.Een der soldaten, een echte herkuul met zware snor, stoppelbaard en diepliggende ogen, leunde over de rand van de kolenwaggon, BRULEZ 1950, 159.

Jan Breydel zal in zijn kinderjaren ook wel niet zo’n herkuul geweest zijn als later, CLAES 1955, 189.