Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

gaanpad

betekenis & definitie

Pur. voor: trottoir, stoep.

In vijf, zes dubbele rijen stonden de toeschouwers op de gaanpaden, VAN REMOORTERE 1965, 217.

In een van die binnenstraten..., daar was het gaanpad met een hindernis bezet. Er stond een ladder tegen een gevel aan, BOON 1977, 145.

Per dag doet hij zo een dertig kilometer te voet, gaanpad op en gaanpad af, met naast en achter zich een groepje jonge medewerkers, Nieuwsblad 15/4/1977.

Ook o.a.: VAN LOOY 1945, 89. GRONON 1958, 35.