Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

eenderlijk

betekenis & definitie

bijw. (Inz. in litt. t.) (Thans w.g.) Op gelijke wijze; in dezelfde mate, evenzeer, gelijkelijk.

Dit regime werd eenderlijk toegepast op jonge mannen van negentien jaar en op broekventjes van de voorbereidende klassen, CLAES 1950, 108.

Die niets weet, zwijgt van zelf. Die iets mocht weten, zwijgt eenderlijk, TEIRLINCK 1951, 1, 128.

Wanneer de wolf zijn weergevonden jong bereikt, en het herkent, zwemmen zijn ogen in zaligheid, en hij legt zijn oren. Zo gaat het eenderlijk Klaus Jeroen, TEIRLINCK 1952, 1, 160.