(Een vloeistof of een weke massa) morsen; knoeien; hij kan niet drinken zonder te klassen.
Beiden lekten van het zweet en van de malse honingspijs; ze plakten, en hadden werk om hun vingeren af te lakken. Loebas, de hond, stond er bij, en wat er geklast werd, slabberde hij gulzig op, TIMMERMANS 1966, 121.
Sam.: volklassen, volmorsen; - klaskont, vrouw die veel morst, morsebel; klaspot, morspot.