Ben. voor zekere (algemene) katholieke jeugdbeweging, gegroeid uit de vroegere patronaten (zie ook ald.); in de verkl. ook: lid van de chiro.
We verwachten alle chirokes en hun vriendjes voor het feest van Koning Bellebol! Kerk en Leven (ed. Boom) 4/11/1976, p. 10.
Fuif van de chiro, Maand jan. 1977, p. 20.
Wat heeft chiro met politiek te maken, wat doen we rond seksuele begeleiding, hoe zien we de chiro als geloofsbeweging? Kerk en Leven (ed. Mechelen) 25/5/1978, p. 9.
Sam.: chirojeugd; chiroleider, chiroleidster; chiroleven; chirolid; chirosfeer; chirowerking.