Een deuk of deuken maken in iets, inz. in metalen voorwerpen, auto’s e.d.; ook intrans.: een deuk of deuken krijgen; (in)deuken. Vaak het verl. deelw. als bnw.: geblutst, (in)gedeukt.
Pierre keek naar zijn broekspijpen, die er uit zagen als geblutste stoofbuizen, BERKHOF 1962, 22.De auto zag er ook lief uit, heel de gardeboe van voor was geblutst en de koplamp was ook kapot, VERSTEYLEN 1964, 66.
90% Van de schadelijders (laten) hun geblutste auto herstellen in de garage waar de expertise werd uitgevoerd, Shopping (ed. Strombeek) 6/1/1977.
Sam.: uitblutsen, uitdeuken.