Zich bedrinken, zich een roes drinken; ook oneig.; vand.: (zich) bedwelmen. Als bnw.: beroezend, bedwelmend, benevelend; beroesd, bewelmd, versuft.
Hij (stapte) op Turnhoutmarkt uit, een beetje beroesd door den langen rit over de moeilijke winterwegen, VAN HEMELDONCK 1945, I30.
Ik rook de dappere harslucht der bossen en de reuk van het opschietend graan dicht tegen de grond..., heet en beroezend tegen de avond uit de warme grond opstijgend, als een belofte van een wonderbare nacht vol wellust en avontuur, LEBEAU 1962, 80.
Beroezend als champagne, maar dekadent als het antieke Rome, Gazet v. Antw. 19/7/1973.
Als een vrouw zich beroest, dan moet het in stilte zijn, Vrouw en Wereld nov. 1973, p. 14.
De architektonische poëzie waaraan kunst- en kultuurminnende leerkrachten zich beroezen, Gazet v. Antw. 15/9/1977.