Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

autostrade

betekenis & definitie

Autoweg.

Zij rekent uit dat de auto nu op de autostrade moet zijn als Antoine niet te vlug rijdt, CLAUS 1966, 157.

Landelijk huis.... Gelegen: Jicht bij autostrade Melle, Gents Adv. 12/8/1976.

Het (komt) nog zover, dat de flatbewoners, zullen moeten petatten planten langs de autostrades, Gazet v. Antw. 19/4/1977.

Dat ze grote ogen opgezet hebben voor de veranderingen die er de laatste jaren hebben plaatsgevonden - de autostrades, de industrializering, het komfort, Gazet v. Antw. 23/5/1979.

Afl./Sam.: autostradelijk (De auto zwenkte van autostradelijk asfalt een landstraat in die meer op een servituutweg naar akkers geleek dan op een openbare verkeersader, WALSCHAP 1975, 31);

- autostradering (De gigantische luchtbrug die momenteel in aanbouw is te Vilvoorde - een schakel van de autostradering rond Brussel tussen Machelen en Strombeek - krijgt uitzetvoegen waardig aan haar formaat, Gazet v. Antw. 1/9/1977).

< >