(Iets) regelen; m. betr. t. onaangename, netelige kwesties: ervoor zorgen dat er een bevredigende oplossing komt, in orde brengen; - die affaire met de baas zal ik voor u proberen te arrangeren; ook: (iets) repareren, opknappen; - ik moet hier in huis nog veel arrangeren; (gewest.) iem. lelijk arrangeren, toetakelen.
J.H. had het te druk om op het probleem in te gaan. «Ekskuzeer», zei hij, «maar ik moet nog één en ander arrangeren», Gazet v. Antw. 21/7/1977.
Opm.: In de standaardt. in beperkt gebruik: bloemen, een feesttafel arrangeren; groepsreizen arrangeren; ook als muziekt.: een compositie voor andere instrumenten geschikt maken.