Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

agglomeratie

betekenis & definitie

Bebouwde kom, woonwijk.

Oorspronkelijk werd een weg Zeebrugge-Brugge-Torhout getekend. Die weg liep door de agglomeratie St.-Andries en St.-Michiels, Touring 7/4/1977, p. 21.

Opm.: In de standaardt. wel in toep. op een stad met haar voorsteden, hoewel w.g. (freq. 3 uitsl. in schrijft.).

Sam.: agglomeratiekaart (Belg.), treinkaart uitsl. geldig binnen een bep. agglomeratie (Onveranderd blijft de prijs... van een agglomeratiekaart voor tien treinritten, Gazet v. Antw. 10/7/1977).

< >