Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 02-08-2021

zak

betekenis & definitie

1) (1758) (plat) verkorting van balzak, scrotum. Het WNT haalt volgend raadsel aan: “Waarom jongens bij de geboorte zwaarder zijn dan meisjes? Antw. Omdat een jongen de zak meebrengt.” Vgl. balançoire*; beurs* (zonder naad); eierzak*; inktpot*; knikkerzak*; kulbalg*; portemonnee*; rababbelzak*; tros*; turnzak*; zaadbak*; zaadzak*. Vgl. Eng. slang: bag.

• ‘Hij is op z’n zak gevallen,’ fluistert de jongen met de bolle ogen tegen zijn broer. (C.B. Vaandrager: Leve Joop Massaker. 1963)
• Als ze weg was moest ik naar de spiegel om te kijken of m’n zak er nog aan zat. (Rinus Ferdinandusse: Zij droeg die nacht een paars corset. 1967)
• Hem verder de mooie leegstromende zak strelend, wreef ik ook nog zachtjes het diefje van me vriendinnetje… (Louis Paul Boon: Mieke Maaike’s obscene jeugd. 1972)
• Hierop greep ik ook nog met beide handjes de klootzak – nou ja, niet hem maar de zak tussen z’n benen – bevoelde en betastte die wonderlijke dingen, en begon wild en woest overal in de kop van de fluit te bijten. (Louis Paul Boon: Mieke Maaike’s obscene jeugd. 1972)
• Je krijgt een ereksie, zei ze. Moet je zien hoe klein je zak wordt. (Hans Plomp: Brigadier Snuf rookt stuff. 1972)
• Zijn grijsgesleten zwarte broek is zo gescheurd dat zijn gerimpelde zak op het gecraqueleerde zadel te zien is. Je ziet zijn kloten glimmen. (Jan Wolkers: De kus. 1977)
• En diep in mijn zakje, rond en in de beide ballen, voelde ik opnieuw de kriebel. (Louis Paul Boon: Eros en de eenzame man. 1980)
• Als ze je meteen afmaakten had je geluk maar meestal sneden ze je de zak af met een botgemaakte bajonet, je moest je eigen pik en kloten opvreten voordat ze je de strot afsneden. (Jan Cremer: De Hunnen. 1983)
• … en ik voelde hoe ze mijn liezen kuste en hoe haar tong over mijn zak kroop … (Louis Ferron: Karelische nachten. 1989)
• Ik was koud en had een zere zak. (Tommy Wieringa: Joe Speedboot. 2005)
• Ik ben een grote fan van het likken aan de zak. Er zijn weinig handelingen zo stimulerend als het likken aan de zak. Aan het gekreun van mijn sekswerker te horen denkt hij er net zo over. (Tom Lanoye: Het derde huwelijk. 2006)
• Met een handdoekje onder zijn kont, maar toch. Die rimpelige zak van hem, ik zie hem nog liggen op de kruk, soort van geplet. (Heleen van Royen: De mannentester. 2009)
• (Lex Reelick, Cor Swanenberg, drs. Erwin Verzandvoort & Michel Wouters: Bosch woordenboek. 2009)
• 32 minuten hebben wij extra te besteden aan het krabben aan onze zak en peuteren in onze neus. (Joep van Deudekom: Vind ik leuk. 2011)
• Hoe lang heb je nu al geen seks gehad? De paddestoelen en het mos zullen wel op je zakje zijn gaan groeien … (Khalid Boudou: Het schnitzelparadijs. 2011)
• Ik neem zijn zak in mijn mond en laat een hand tussen mijn benen glijden. (Stella Bergsma: Pussy album. 2016)
• “Ah! Die was vol in m”n zak,” kerm ik met mijn handen op mijn kruis. (Jeroen Guliker: Niet voor tere zieltjes. 2 2017)
• Hang hem aan zijn kloten, hang hem aan zijn zak. Net als Mussolini. (Roos Schlikker: Huisje boompje beest. 2017)
• Jan kreeg het gevoel dat zijn teelballen gingen exploderen. Zijn gezicht betrok even bij het idee aan een kapotte zak en een plafond vol zaad, bloed en snippers scrotum. (Fleur van Groningen: Swingers. 2020)

2) (1966) (scheldw.) klootzak; nare vent. Verkorting van klootzak*. In de betekenis van ‘sullig, onnozel persoon’ reeds in de 16e eeuw opgetekend.

• De meeste kinderen vinden hun vader een ouwe zak (hij durft het woord lul niet te gebruiken, want zijn krant heeft nog taboes, zegt hij). (Hitweek, 14/01/1966)
• De directeur is een zak! (L. F. Celine: Reis naar het einde van de nacht. Vertaling E. Y. Kummer. 1968)
• Tommie was een erkende lul, maar de BV Tubke Staalbouw was goed in de ogen der Fakkeloren en al zou Tommie, gesteld dat zo'n scheefgegroeide zak dat wilde, Floortje genaaid hebben op het kleedje voor de haard terwijl de hele familie er omheen zat, dan zou dat nog gemogen hebben. (Lennaert Nijgh: Tobia of de Ontdekking van het Masturbariaat, 1971)
• Wat mot je, ouwe zak! (Ben Borgart: De vuilnisroos. 1972)
• "Ik ben niet onredelijk, jij bent onredelijk," zei ze, "jij bent een grote zak." (Maarten ‘t Hart: Avondwandeling. 1977)
• Martin, je bent een slappe zak... (J.M.A. Biesheuvel: De wereld moet beter worden. 1984)
• Waarom ben ik zo'n zak? Waarom laat ik me zo opfokken? (Leon de Winter: Kaplan. 1986)
• Toen ze vertrokken, zei Robbie tegen me: ‘Je bent een grote zak.’ (Leon de Winter: SuperTex. 1991)
• Wat zeurde die zak nou toch? (Marjan Berk: Motormama. 1991)
• In maart komt de zaak nog één keer voor en dan is ze uit de echt gescheiden, zoals haar advokaat dat noemt. Definitief van die zak verlost. (J.M.H. Berckmans: Het zomert in barakstad. 1993)
• Hun namen willen ze niet in de krant, want het is niet de bedoeling dat hun ouders te weten komen dat ze spijbelen. Van hen hebben ze meer te duchten dan van 'die ouwe zakken in de schoolleiding. (de Groene Amsterdammer, 17/09/1997)
• Waarom breng je trouwens nooit ‘s Lio mee, jij zak? (Herman Brusselmans: Ex-drummer. 1998)
• Voor het eerst van mijn leven stond mijn doos niet naar seks. Mijn hoofd natuurlijk wel, maar de onderkant weigerde dienst. Net als Harry, trouwens. De zak. (Heleen van Royen: De gelukkige huisvrouw. 2000)
• Hij zegt het zelf. ,,Jezus wat ben ik een sukkel!'' En iedereen is het met hem eens. Zijn vrouw zegt dat hij moet ophoepelen, zijn zoon zegt dat hij moet ophoepelen, zijn beste vriend noemt hem een slappe zak en zijn eigen vader houdt dan misschien wel van hem, maar vooral in de geruststellende wetenschap dat de zoon een mindere versie van hemzelf is. (NRC Handelsblad, 10/12/2003)

3) (16e eeuw, vero.) (scheldw.) prostituée, hoer.

• Zak; vuile zak, meretrix. (aantekening van Boekenoogen, ca. 1910)

4) (1971) (journ.) openingsregel, -alinea van een lang krantenartikel.

• Een onmisbaar ornament van het mannelijk geslachtsdeel. En 't is ook een scheldwoord: „Die man is 'n zak." De dagbladwereld gebruikt, zolang ik bij kranten werk, het woord zak nog in een gans andere betekenis, die u niet kent. Als er in een krant een groot artikel of interview staat, is de alinea waarmee zon stuk begint meestal met een vette letter over twee kolom gezet. Zon aanhef heet, in het journalistenjargon, de zak.(Het Parool, 21/05/1971)

5) (1950) (Vlaanderen, Barg.) bankbriefje van 1000 Belgische frank.

• Zak: bankbriefje van 1000 fr. Kluchtwoord. Sommige bankbriefjes van duizend frank waren zo groot van formaat, dat men er een papieren zakje uit kon vouwen. Een nieuwe fiets met vooroorlogse banden koopt men niet onder de zes zakken. (Gehoord tijdens de tweede wereldoorlog). (Oostvlaamsche Zanten. Mededelingen van de bond der Oostvlaamse folkloristen, september-december 1950)