Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 24-08-2023

straffen

betekenis & definitie

1) (1991) (jeugd) (iemand) een lesje leren; aftuigen.

• Je hebt het over jongens in de leeftijd van veertien tot twintig jaar, die er niet voor terugdeinzen om grof geweld te gebruiken. Ze hebben ook hun eigen jargon. Ze gaan geen overval plegen. Nee, ze gaan iemand 'straffen'. Ze gaan de groenteboer op de hoek 'straffen'. Dat zegt al genoeg over de mentaliteit van die jongens, over hoe ze denken. (Nieuwe Revu, 19/12/1991)

2) (19e eeuw) (Zaanstreek) opeten.

• straffen, zw. ww. Zie de wdbb. - Soms in scherts voor opeten. // Ik zeI die boontjes wel ers straffen. (G.J. Boekenoogen en K. Woudt: De Zaanse volkstaal. 1821-1971)