Wat is de betekenis van straffen?

2024-04-20
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

straffen

1) (1991) (jeugd) (iemand) een lesje leren; aftuigen. • Je hebt het over jongens in de leeftijd van veertien tot twintig jaar, die er niet voor terugdeinzen om grof geweld te gebruiken. Ze hebben ook hun eigen jargon. Ze gaan geen overval plegen. Nee, ze gaan iemand 'straffen'. Ze gaan de groenteboer op de hoek 'straffen'. Dat zegt al genoeg o...

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

straffen

straffen - Werkwoord 1. (ov) negatieve consequenties verbinden aan een als verkeerd geziene daad De leraar strafte hem omdat hij te laat kwam, hij moest een nablijfbriefje halen bij de conciërge. straffen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord straf...

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

straffen

straffen - regelmatig werkwoord uitspraak: straf-fen 1. een vervelende maatregel opleggen omdat hij iets deed wat niet mocht ♢ deze ouders straffen hun kinderen veel te streng Regelmatig werkwoord: straf-fen ik straf...

2024-04-20
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

straffen

De formule God mag me straffen (als...) werd oorspronkelijk als vrome wens gebruikt. Door meineed en ander oneigenlijk gebruik werd hij tot vloek en uitroep van ongeloof, verontwaardiging e.d.

2024-04-20
Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

STRAFFEN

Kerkelijke, zie Tucht.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Straffen

v., straffe; hardhandig —, rjocht dei hâlde.

2024-04-20
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Straffen

strak spannen; sich militärisch straffen, de houding aannemen.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

STRAFFEN

(strafte, heeft gestraft), met straf treffen : iem. hard, zwaar, streng, licht, gering straffen; iem. met hechtenis straffen; met het zwaard straffen, onthoofden ; met den koorde straffen, ophangen; met boete straffen, een geldstraf opleggen ; — een kind straffen, straf opleggen voor een verkeerde daa...