Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 04-05-2021

sloot

betekenis & definitie

1) (19e eeuw) (zeem.) Atlantische Oceaan. Syn.: de grote haringvijver*; de grote plas*; de grote vijver*. Vgl. Eng. slang: the ditch.

• Sloot. De Atlantische Oceaan. (Jaap van der Wijk: Lexicon van de watersport, visserij, koopvaardij, marine en bruine vloot. 1996)

2) (1959) (inf.) grote hoeveelheid. Syn.: bende*; bonk*; dot*; kluit*; kwak*; mekajem*; mop*; peut*; plomp*; pluk*; poep*; puist*; schep*; schuif*; stoot*; straal*; zooi*.

• Want dit huishouden van Jack de Ripper moet een sloot met geld kosten. (Richard Perridon: Ik lijk op ‘t lijk. 1959)
• Sloot. Grote hoeveelheid. In uitdrukkingen als ‘een sloot punten’ en ‘een sloot klaveren’. (Toine van Hoof: Het Bridge woordenboek. 1998)
• Er werd uiteraard de hele dag lekker gezopen en dan ’s avonds de wal op met reeds een respectabele sloot drank in het lijf. (Frans van Es: Who the fuck is Frans van Es? Een greep uit het leven van een marineduiker. 2002)
• En dat je voor die inderdaad tenenkrommende Media Markt-spotjes ook nog een sloot geld hebt gekregen. (Youp van ’t Hek: Iedereen is eigenaar van iets. 2007)
• Vader verzekerde tijdens elk bacchanaal dat al het geld van de wereld in de economie lag. Dat wij vooral dat vak moesten studeren, omdat we dan iedere maand een sloot poen zouden verdienen. (Özcan Akyol: Eus. 2012)
• Toen ik zestien was dronk ik minstens vier bessen-jus voor we gingen stappen en daarna nog een sloot bier in de Blue Lagoon. (Robert van Eijden: Paradijs bij het dashboardlicht. 2018)

3) (2009) (inf.) vrouwelijk geslachtsdeel. Zie ook: slootpoken*.

• (Seksuele volkstaal en eufemismen op Wikipedia. 2009)
• (Piet van Sterkenburg: Rot zelf lekker op. Over politiek incorrect en ander ongepast taalgebruik. 2019)