Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 11-05-2020

bruine

betekenis & definitie

(1925) (racistisch scheldw.) kleurling.

• Een plechtige kraai, dien we over de volle breedte der straat zagen flaneeren in het gewaad der beroepsdroefenis wees vanzelf den weg naar 't Ziekenhuis, op welks voorplein de militaire eer krioelde. In 't midden de lijkwagen, het kruis hoog-op. Daaromheen zwarten, gelen, bruinen, die in het groene soldatenkleed der Westersche barbaarschheid op apen leken. (Het volk, 22/09/1925)
• Je speelt goed, je speelt altijd goed. Maar ik snap niet dat je je zo laat opfokken door die bruine. (Jan Eilander: Rafael. 2004)