Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 30-04-2021

slang

betekenis & definitie

(1731) (Barg.) horlogeketting. Een 'fokse slang' is een gouden ketting.

• (Cartouche of de gestrafte booswigt: Uyt het Fransch in Nederduitsche vaerzen. 1731)
• Ketting Coraalen: Slang. (Nicolas Racot de Grandval: Nederduitsch en Bargoens woordenboek. 1743)
• Door de slang waren wij versliegend, mijn gabbert had daarenboven nog een gemarwiegde spinnekop, dus waren wij treife verschut, en hielden eenigen tijd schok in de sjofele baies, waar wij voor noppis of voor wat smerrie deze gewigtige taal hebben leeren knijzen. (Algemeene Konst- en Letterbode. II. 1844)
• Slang, horlogeketting: een foksche slang, een gouden ketting; een loensche slang, een valsche ketting. (Onze Volkstaal. Deel 3. 1885. Alphabetische Woordenlijst van het Bargoensch)
• Slang, (barg.), horlogeketting, een foksche slang, een gouden ketting, een loensche slang, een valsche ketting. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• De brogem had een foks oksenaartje met slang. (H. van Aalst: Onder martieners en bietsers. 1946)
• (Van Dale Modern Bargoens Woordenboek. 2009)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)