Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 02-01-2021

munt

betekenis & definitie

(1906) (Barg.) plat, bewusteloos neerliggen; uitgeteld zijn. 'Iemand munt slaan' is `iemand bewusteloos slaan; vloeren'.

• Munt, smak hem munt, (werp hem tegen den grond). (Köster Henke: De boeventaal. 1906)
• Hij kende al hun bedrijfstrucken en misdadige geweldenarijen; hoe ze argelooze of dronken kerels meelokten in kelder of bovenwoninkje, om hen daar te laten besluipen en overvallen door een monstergemeenen vechtpooier die de slachtoffers munt sloeg, bedwelmde en beroofde. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 2: Van Nes en Zeedijk. 1914)
• Willem de Schepper, eerevoorzitter van ‘Het Leege Vaatje’, berucht om zijn muntslaan en zijn vreeselijke tikken op de kin, was de eenige die klaagde over vangst en prooi. (Israël Querido, De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel. 1924)
• ... ik ben al verslagen, plat, ik lig munt. (A.M. de Jong: Frank van Wezels roemruchte jaren, 1928)
• Een snees (heeler, inkooper van gestolen goed) kan geen muntslaander worden (muntslaan): iemand op de slapen een slag geven zoodat er even bewusteloosheid op volgt, lang genoeg om het slachtoffer te berooven. (Israël Querido: Mijn zwerftochten door Jordaan en donker Amsterdam. 1931)
• (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• ‘Jongens- zei ik- geen gebbetjes hier hè, of ik sla je munt!’ (Piet Bakker: Ciske de rat. 1941)
• En teer gebouwd dat die jongetjes zijn!! Even een stootje en ze liggen voor munt. (Godfried Bomans: Oude en nieuwe Buitelingen. 1970)
• De toeschouwers maakten er geen geheim van dat ze de thuisclub het liefst met machetes en tweedehands Schmeissers gewapend hadden gezien, geheel in de stijl der inheemse Doodseskaders, de plaatselijke variant op de in Duitschland geboortige Freikorpora. Maar zonder ging het óók. Binnen de kortste keren lag Schrijvers voor munt. (J..A. Deelder: Modern passé. 1984)
• Ik was vaak munt als ik er aankwam. (Oor, 21/05/1988)
• (Paul Van Hauwermeiren: Bargoens zakwoordenboek. 2011)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)