Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 27-09-2020

kelder

betekenis & definitie

(1861) (sch.) (meestal verkleinvorm) vrouwelijk geslachtsdeel. Zie ook: de kelder* witten.

• Denk aan mijn keldertje, gij waart zoo vaak er in!" „Hoe, wat!” riep nu de man, met hoogst verblijden zin, „Och, hadt gij paard en kar daar ook doen binnen rijden!" (Venus-lusthof: nalezing op de portefeuille van onuitgegeven dichtstukken. 1870)
• (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)
• (Robert Henk Zuidinga: Eroticon: het ABC van de erotiek. 1990)