Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 11-12-2020

machine

betekenis & definitie

1) (1939) (wielr.) racefiets.

• ‘Het meest demarreren, het meest koplopen, steeds van voren als er moest worden geklommen, verkeerd rijden, pech aan z'n machine, de premies in grootschen stijl winnen en dan nog zegevieren in den eindsprint als 't ware op één been.... (Sport in beeld. Revue der Sporten, 24/07/1939)
• Reeds in 1909 had hij aangezet en wel op een speciaal machine van La Française. (Achiel Van Den Broeck: De geschiedenis van de Ronde van Frankrijk. 1949)
• De coureur pakte zijn gesneuvelde ros en bonkte dat machien tegen het asfalt. (Mart Smeets: Rugnummers en ingevette benen. 1990)
• Toen ik als prof begon reden Anthonis, Sterckx, Van Roosbroeck en ik met onze oude fiets naar Parijs om er ons nieuw 'machien' af te halen. Een hele gebeurtenis waarvoor we drie dagen uittrokken. (Herman Laitem: 100 jaar wielrennen in Limburg. 1994)
Eddy was de ketting van de 500 aan ’t opspannen toen Tuur bij hem kwam staan. ‘Eddy,’ zei hij, ‘ge gaat er koersen mee winnen, met dat machien, ik voel het.' (Herman Brusselmans: Het einde van mensen in 1967. 1999)

2) (1999) (Antwerpen) mond.

• Machien. Met machien heeft de Sinjoor het meestal over z'n mond, snater of tater. 't Is te zien aan ons machien dat wij Sinjoren zijn. (Jack de Graef: Het Antwerps dialect van dezekestijd tot in de 21e eeuw. 1999. 11e druk)
• (Herman J. Claeys: Vlaams Dialecten Woordenboek. 200

3) (1984) (Vlaanderen, inf.) lichaam. Syn.: carrosserie*.

• (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)

4) (1930) (verkleinvorm) (euf. of sch.) mannelijk of vrouwelijk geslachtsdeel. 'Het machientje heeft goed gewerkt': schertsend gezegd tot de vader van een groot gezin.

• Terwijl ik neerlag, de benen open, kwam hij zich op me neerzetten en naar de fietsbel zoeken. Ik bracht z’n ongelooflijk harde stang binnen in me machientje, en liet hem nog een poos onbeweeglijk zitten. (Louis Paul Boon: Mieke Maaike’s obscene jeugd. 1972)
• (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)
• (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)
• (Ton den Boon: De taal der liefde. 2017)