Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 10-07-2020

geschiedenis

betekenis & definitie

(19e eeuw) (euf.) vrouwelijk geslachtsdeel. Meermaals gebruikt in de vertaling van 1001 Nacht. De dikke Van Dale geeft als voorbeeld: 'Toen zij viel, zag ik de hele geschiedenis.' In het Franse taalgebied heeft 'histoire(s)' (zowel enkelvoud als meervoud) de betekenis van 'geslachtsorganen (van de man of de vrouw)'. Ook in het Duits is 'Geschichte' sedert de 19de eeuw een neutrale aanduiding van het geslachtsorgaan. Eigenlijk: object dat men niet wil of kan benoemen. Vgl. in dezelfde zin: ding*; gedoetje*; geval(letje)* enz.

• Zij had paarse kousen aan. Zij lag nu met haar geschiedenis bloot en het was geen grapje. (Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 28. 1975)
• (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)