Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 26-08-2020

Jan Kordaat

betekenis & definitie

(19e eeuw, vero.) (cliché) de dappere Nederlandse krijgsman. Reeds in het werk van Potgieter.

Jan Cordaat, bij Potgieter de soldaat, de held, die den Briel heeft ingenomen, bij Nieuwpoort de Spanjaarden verslagen, de Franschen, Munsterschen en Keulenaars het land uitgejaagd, in Indië de eer onzer vlag hoog gehouden, en nog onzen krijgsmansroem aldaar handhaaft. (Taco H. de Beer & Eliza Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• En dan begon Jantje Kordaat goedschiks of kwaadschiks zijn zwierderig harmonicaatje adem en leven in te blazen dat het hijgde, en dan klonk het slagwerk zoo zoetjes en zoo fijn-beverig door den stillen hemel,... o! ellendig mooi! (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 3: Manus Peet. 1922)
• Kijk, jongens, daar komt Jan Kordaat, Die wat uit passagieren gaat… (De Sumatra-bode, 16/02/1937)
• De samenwerking van de Indonesiërs met de K.L.M, is een eerste aanwyzing, dat, wanneer Jan Compagnie uit Nederlands Oost-Indië verdwijnt, hij in Indonesië niet door Jan Salie maar door Jan Kordaat wordt vervangen. (Trouw, 02/01/1950)
• Die laatste bepaling bleek voldoende om alle verslagenheid over Napoleons dood te doen verdwijnen: iedereen riep netjes „leve de republiek", wat er alleen bij de oudgedienden nogal suffig uitkwam. Zij hadden sinds de revolutie van 1789 al minstens tien omwentelingen meegemaakt, allemaal met vallende tirannen, lange decreten en een douceurtje voor Jan Kordaat. (De Telegraaf, 11/04/1970)
• Hij is een nuttig man, als burger van den Staat. Hij is een vriend van elk, maar niet van Jan Kordaat. (Maartje Janse: De geest van Jan Salie: Nederland in verval? 2002)