Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 11-05-2022

beer

betekenis & definitie

1) (19e eeuw) (stud.) schuld. In uitdrukkingen zoals: 'succes op de berenjacht; beren temmen; (stevig) in de beer zitten; beren cultiveren; iets op de beer halen'. 'De beren laten dansen'. Een 'bakbeer' was vroeger een rekening bij een stalhouder.

• Waarschijnlijk zou de oudeheer niet tot dit uiterste gekomen zijn, als er, toen mijn noodlot bekend werd, niet van alle kanten zoveel ‘beren’ waren komen opdagen. (P.A. Daum: Uit de suiker in de tabak. 1885)
• Ik heb meer beren dan contanten. (Herman Heijermans: Kamertjeszonde, 1898)
• Beren, (stud.): schulden en Berenleiders: schuldeischers. Volgens Prof. G. Schlegel zijn deze termen, die alleen in Nederland en Duitschland bestaan, afkomstig uit Indië. Naar luid van eene Oud-Indische legende uit Dartistan zoude dit beren afstammen van een man, die krankzinnig geworden was, omdat hij zijne schulden niet betalen kon, en in het gebergte gevlucht was om zich schuil te houden. De Zigeuners of Zingari (d.i. Sinkari, bewoners van de Sin of Boven-Indus) zijn zeer nauwgezet in het betalen der schulden, die zij bij hunne stamgenooten gemaakt hebben. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• Al was zijn maandgeld afgepast,
Van beren had-ie nimmer last,
Voor die ging drinken. (J.H. Speenhoff: De beste gedichten. Ongedateerd)
• 'Zo spreek je van daag; maar als je niet toekomt met je drie duizend gulde, dan maak je weer nieuwe beren en...' (Marcellus Emants: Inwijding. Haags leven. 1901)
• Waarlijk! de oude heer Bultberg was een toonbeeld van goedheid, want nauwelijks waren de jongelui een maand of wat geëngageerd of schoonvader in spé gaf aan Samuel op diens verjaardag een pakje banknoten met de woorden: - Daar, jongen! betaal daar nou de beeren van je ouwe ereis mee. (Justus van Maurik: Oude kennissen. 1909. Tweede druk)
• Maar juist misschien door al die goede eigenschappen, waardoor mijn zijn gezelschap zocht, had hij eeuwigdurend te kampen met geldgebrek: hij kwam nooit uit met zijn traktement en raakte dus in den beer. (Heldersche Courant, 05/01/1924)
• Een beer is, zegt het woordenboek, een plomp viervoetig zoogdier van de orde der roofdieren, tot de familie eer zoolgangers behorend. Maar een beer is ook iets geheel anders, namelijk: een schuld, zoals een kater niet alleen de echtgenoot van de kat is, maar ook het onaangename gevoel dat men heeft na een drinkgelag. Het woord beer in de laatste betekenis is overgenomen uit de Duitse studententaal, waarin reeds in de vorige eeuw de zegswijze gebruikelijk was: einen Baren anbinden voor: schulden maken, wat in het Frans is: faire un loup. De beer en de wolf zijn schrikaanjagende dieren en de schuld wordt daarmee vergeleken. Vandaar dat de schuldeiser door studenten wel berenleider werd genoemd. (Nieuwsblad van het Noorden, 14/12/1973)
• (Annemarie Houwink ten Cate: Signalement van sprekende zegswijzen. 1978)
• Hij zit stevig in de beer: in schulden. Uit het Duits; de schulden zijn als brommende beren. (K. ter Laan: Nederlandse spreekwoorden, spreuken en zegswijzen. 1979)
• Natuurlijk maak je in je eerste jaar af en toe wat brokken, maar de 'huisbeer' is een basispost die je automatisch laat overschrijven, anders wordt het een puinhoop. (Handhaaft en beschaaft. 1988)
• Op de beer kopen: schuld maken bij een woekeraar. Achttiende-eeuwse uitdrukking, ontleend aan de studententaal. Beer is een oud Nederlands synoniem voor 'schuldeiser' en is geënt op het Duitse Bar (met dezelfde betekenis). De gelijkluidende dierenaam wordt hier in figuurlijke zin toegepast, vermoedelijk omdat de beer — gezien de inspanningen die hij zich getroost bij het aanleggen van de wintervoorraad — heet te „sparen". (het Vrije Volk, 05/02/1990)

2) (1977) (beurs) iemand die op een koersdaling speculeert, die zijn effecten verkoopt in de hoop dat de prijs zal dalen, zodat hij winst kan maken wanneer hij terugkoopt; baissier. Leenvertaling uit het Engels (bear), waar de term al in 1740 werd opgetekend. Refereert aan het spreekwoord 'to sell the bear-skin before the bear is caught' (de huid van de beer verkopen voor men de beer gevangen heeft). De oorspronkelijke Engelse benaming zou 'bear-skin jobber' (handelaar in berenhuiden) geweest zijn.

• Beer: (Eng. bear) belegger die voorzichtig of tijdelijk niet belegt uit wantrouwen tegen de koersen, hij wil liquide blijven en voor alles kalm. (B.A. Dijkstra: Handelswoordenboek. 1977)
• De omhelzing van de beer was goed voor een koersverlies in Amerika van 500 miljard dollar. (de Volkskrant, 15/10/1988)
• (Jaap van der Wijk: Woordenboek voor de Beurs. 1991)
• Een beer is in het jargon een belegger die rekent op lagere koersen. Stieren daarentegen gokken op een aantrekkende markt. (Trouw, 09/07/1993)
• Een ‘beer’ staat voor een beurs die gestaag op zoek is naar het laagste punt. In jargon: een beurs waar de bodem zoek is. Verklaring: een beer slaat met zijn poten omlaag om zijn prooi te pakken. (René Van Rijckevorsel: Taalamuses. 2013)
• Met de nieuwe terugval staat Euronext Brussel al meer dan 20% onder zijn piek van januari en verkeert de beurs in een zogenaamde ‘berenmarkt’.(De Morgen, 06/12/2018)
• We spreken op de beurs van een ¬berenmarkt als een index, zoals de Bel20 of de Dow Jones, met meer dan 20 procent daalt sinds de laatste piek. Een stierenmarkt is net het omgekeerde: 20 procent winst sinds het dieptepunt. Waarom is de dalende beurs een beer? En geen varken of een tijger? Dat zou te maken hebben met de klauwen van het dier, die naar beneden gericht zijn. De beer zou dus met zijn klauwen de beurs naar beneden trekken, terwijl de stier zijn horens omhoogricht en zo de koersen naar boven duwt. Er is nog een andere (historische) ¬verklaring van de term: als Amerikaanse handelaren in berenpelzen in de 17de eeuw dachten dat er in de komende ¬periode veel beren geschoten zouden ¬worden, verkochten ze hun huiden zo snel mogelijk omdat ze een daling van de prijzen verwachtten. (De Standaard, 11/05/2022)

3) (1937) (ton.) groot talent.

• Zijn stem was welluidend en gedragen, zijn gebaar perfect en bescheiden, zijn mimiek zuiver afgestemd. Hij was een 'beer', en wist dat hij een 'beer' was. (Jan de Hartog: Ratten op de trap. 1937)
• Hij is iemand die bij de hele opbouw van het project betrokken is. Hij is een gigantisch talent -wat wij in ons jargon noemen één van de beren, één van de weinige beren. (het Parool, 23/10/1985)

4) (1909, vero.) (sold. Ned-Indië) dwangarbeider. Vanwege de gelijkenis met een kermisbeer, die aan de ketting ligt maar eveneens door de bruine gevangeniskledij die men droeg. Er werd een onderscheid gemaakt tussen 'keukenberen' (dwangarbeiders voor de keuken) en 'treinberen' (dwangarbeiders speciaal voor de trein van de troep).

• Voor een tot magazijn ingerichte woning zitten een vijftiental van die voor het Indische leger te velde zoo onmisbare schepselen in de soldatentaal gewoonlijk aangeduid met 'beeren', dwangarbeiders van het Nederlandsch-Indische Gouvernement. (Leeuwarder Courant, 01/11/1909)
• Beer: schertsende benaming voor een dwangarbeider. Behalve de gelijkenis met een kermisbeer, die aan een ketting kwam te liggen, zal de benaming versterkt zijn geworden door de bruine gevangeniskleding, die de man droeg. Vandaar dat men allerlei soorten ‘beren’ kreeg. (J.J.M. van Dam: 'Jantje Kaas en zijn jongens,' Tijdschrift voor Indische Taal-, Land- en Volkenkunde, 1942-1948)
• Een voorbeeld van zo'n opdracht had te maken met de ‘wandelende hinderlaag’ in Atjeh. Dit sloeg op gewapende vrachtwagens met gaten opzij waardoor de twintig soldaten die erin zaten konden schieten. Zo'n wagen werd door vier ‘beren’ voortbewogen die met het bovenlichaam in de wagen waren vastgeketend terwijl hun benen er vanonder uitstaken. Het was hun taak het geval over een smalspoorbaan te duwen. Er waren ook minder onprettige taken: ‘lampenberen’ zorgden voor de lampen als een eenheid op bivak was, ‘theeberen’ maakten thee voor de luitenant en de ‘keukenbeer’ had vaste dienst in de keuken. (E.M. Beekman: Paradijzen van weleer. 1998)
• De dwangarbeiders droegen de zwarte hoofddoek van gestraften, waren gekleed in ruwe, roodbruine kleding en hadden – uiteraard – ketenen om de enkels. ‘Dwangkezen’, ‘kettingberen’ of kortweg ‘beren’ was hun bijnaam. Ze werden ook het ‘bataljon merah’, het rode bataljon genoemd. Of men sprak van het ‘21ste bat’, naast de twintig reguliere bataljons van het KNIL, of spottend van ‘adelborsten’, tot ergernis van de marine. (Fred Lanzing: Soldaten van smaragd. Mannen, vrouwen en kinderen van het KNIL 1890-1914. 2005)

5) (1975) (voorafgegaan door geile) geilaard; wellustige man. Zie ook: geile* bok enz.

• Op kermissen doe je het voorkomen dat je zo'n reuze geile beer bent. (Ben Borgart: Buiten schot. 1975)
• En je hoeft er niet over te prakizeren dat ik je kom opzoeken, vuile geile beer. (Peter van Kuyk: Hallucinaties: verhalen. 1983)
• Jezus, wat ben jij een geile beer! (Geerten Meijsing: Veranderlijk en wisselvallig. 1987)
• 'God, wat ben jij een geile beer,' had ze verzucht, terwijl ze zijn zwarte krullen tegen haar borsten aandrukte en opmerkte dat er zeker al heel wat meisjes door zijn handen waren gegaan. (Pieter Waterdrinker: Een Hollandse romance. 2009)
• Maar Allah als geile beer die zich aan gene zijde verlustigt aan een kind — dat is in blasfemie Van Gogh voorbij. (Joost Zwagerman: Hollands welvaren. 2011)
• Tante Riek slaat achter haar tap allerhande schunnige taal uit en ik word steevast door haar verwelkomd met de uitroep: 'Ha, geile beer, ben je er weer!' (Pim Fortuyn: Autobiografie van een babyboomer. 2012)
• ‘O schat, geile beer!’ riep Gwen… (Christophe Vekeman: Een uitzonderlijke vrouw. 2012)

6) (1990+) (homotaal) erg behaarde oudere en gezette homo. Ontleend aan Eng. sl. bear. 'Berenliefde' noemt men de liefde van dikke mannen onderling. Opmerkelijk: in de Bargoense woordenlijst bij François Villon (Gedichten in het Nederlands, vertaald door J. Fiews in 1974) komt 'beer' al voor in de betekenis van homo tout court.

• Maar volgens Franciscus is het tij kerend. Al zijn er nog genoeg mannen die met trainen en behulp van anabole steroiden hun torso oppompen en de heupen afsmallen, de 'beer' is in opkomst. 'Dat hangt, denk ik, samen met de zorg om aids. Dun en mager staat tegenwoordig voor 'ongezond' en mollig voor 'gezond'. In Amerika noemen ze dikke mannen 'bears', behaarde mannen heten 'huggy bears'. Al zijn de beren in de iT nog niet bepaald in de meerderheid, in de leerscene zie je ze komen.'. En het COC zou het COC niet zijn als voor deze groepering niet al een werkgroep in het leven was geroepen; Dikke Maatjes voor zware en eventueel sterk behaarde mannen, compleet met gezelligheidsbijeenkomsten, oftewel bearhugs. (NRC Handelsblad, 30/07/1998)
• Beer, homo met lichaamsbeharing en baard. Meestal gezet, altijd iets steviger lichaam. Moet enigszins sociaal zijn en een gemoedelijke houding hebben. In de homofantasie houthakt de bear zijn eigen blokhut bij elkaar. In werkelijkheid lopen voornamelijk IT'ers en boekhouders in het weekeinde rond in spijkerbroek en geblokt flanel. (de Volkskrant, 04/12/2004)
• Op de massagetafel lag een echte beer, met zo veel haar op de rug dat Fokke bij voorbaat moest griezelen. (Coen Peppelenbos & Doeke Sijens: Eeuwige trouw. 2012)
• Er was ook nen beer, dat is homojargon voor een grote, ruige en behaarde man. Die jongen kon judo en wilde me wel lesgeven. (Lina Nasser, Jan Vleugels: Den troep. Verhalen over een halve euw legerdienst. 2013)
• Homo bears zijn stevig gebouwde en vooral erg behaarde mannen. Binnen de groep homo bears zijn er nog verschillende groepen te onderscheiden, zo zijn er de musclebears, mannen die een massief en behaard lichaam hebben en opvallen door veel spiermassa. Daarnaast zijn er ook chubbybears, mannen die erg behaard zijn maar verder gezet tot dik. En dan zijn er ook nog daddybears, meestal oudere behaarde mannen met als subgroep de polar bears die gewaardeerd worden om hun zilvergrijze (overdadige) beharing. Tot slot zijn er nog de cubs, letterlijke jongeren, dat zijn veelal nog erg jonge mannen die al wel de trekken van een bear vertonen maar zogenaamd nog wat moeten rijpen. (www.holebi.info, 20/05/2016)
• Beer. Een grote, stevige, bebaarde, masculiene homoseksuele man met een ietwat ruig uiterlijk. De term wordt gebruikt door homoseksuele mannen om aan te geven op wat voor soort type ze vallen. (De Correspondent, 05/08/2017. Van bankhanglesbo tot skolioseksueel: 99 roze begrippen verklaard)
• Hij zou de duivelsadem in een lederkelder in de hoofdstedelijke Warmoesstraat in hun pina colada hebben gedruppeld en ze daarna alle vier in die darkroom hebben verkracht. Vervolgens zijn de vier beren slaafs meegelopen met de verdachte, die naar ik meen Tofik heette, en toen heeft-ie ze al hun spaarcentjes laten pinnen. (Rob Hoogland & Arthur van Amerongen: Het grote foute jongensboek. Deel 2. 2019)

7) (jeugd) soort knikker.

• In Amsterdam heet een beer een beer, maar in de rest van Nederland worden hele andere namen gebruikt. Een beer wordt bijvoorbeeld een lodder, een reuzer of een mega genoemd. Mickey Meinkes uit Haarlem noemt een pot 'een kuuk'. Op de kuuk schieten noemt hij geen 'loeren', maar 'wagen'. (NRC Handelsblad, 08/05/1998, over knikkernamen)

8) (1986) (bridge) erg sterke hand.

Doubleren heet bellen of opknopen* en voor sterke handen gebruikt men woorden als beer, beul en dijk. Al deze omschrijvingen zijn te vinden in het boekje Bridgebargoens' geschreven door Jaap Veerkamp en Rien Verhoef (uitgever Becht). (Leeuwarder courant, 29/11/1986)

9) (1914-1918) (Vlaanderen, sold.) draagberrie: 'op de beer liggen'.

• (Tony R. De Bruyne: Soldatentaal 1914-1918. 1994)