Synoniemen zoeken
Synoniem van deel
Synoniem van 'n ander trefwoord

Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
deel
deel - iets dat tot een groter geheel behoort of heeft behoord. Synoniemen: gedeelte, part. Een cirkelvlak, een bol, het lichaam van een plant of een dier bestaat uit segmenten; deze delen staan tegenover soortgelijke delen. Een fractie is een zeer klein deel van iets. Aandeel of part gebruik je in verband met een deel van een vermogen of een som waarop iemand recht heeft. Afgebakende delen, bijvoorbeeld van een boek, bedrijf of organisatie, heten afdelingen (zie aldaar). Voor een bepaalde persoon of een groep personen is een portie bestemd: een deel van een hoeveelheid eten of werk, enzovoort. Een samenstellend deel van iets heet een constituent of component. Een reeks gebeurtenissen of een verhaal bestaat uit episoden. Partij gaat vergezeld van een specificerende bepaling: 'let eens op de donkere partijen van het schilderij'. Delen die worden uitgedrukt in eenheden van een honderdste deel, heten percentages. Een schrijver ontvangt een percentage van de verkoopprijs van door hem geschreven boeken: zijn royalty's. Een tranche noemt men een deel van een lening dat gelijk is aan andere delen.
Zie bestanddeel; bijdrage; gebied; hoeveelheid; onderdeel; stuk.

Synoniemen Handboek
Jef Anthierens (1998)

Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Deel
Langwerpig gezaagd stuk hout van vrij groote afmeting. Is het stuk hout vierkant van vorm en van eenige dikte dan spreekt men van een balk of rib; is het dunner en niet zoo lang, dan noemt men het paal; juffer is een lange dunne paal, die een stelling schraagt; is het plat gezaagd, zoodat de breedte de dikte overtreft, dan heet het deel, plank of schaal. Balk is voor de eerste soort de algemeene naam, juffer voor een balk van sparrenhout, meestal noorsch hout, die bij het opstellen van het dak gebruikt wordt; een rib is niet noodwendig recht maar kan ook rond zijn. Van de andere soort is plank de algemeene benaming. Delen zijn die groote, ruwe en tamelijk dikke planken, waarin een boom of balk gezaagd wordt, en die èf weer in kleinere planken verdeeld, óf ook wel in hun geheel vertimmerd worden; schaal noemt men de eerste en de laatste plank, die van een ruwen balk of een boom gezaagd worden.

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
deel
deel - zelfstandig naamwoord
1. wat kleiner is dan het totaal
♢ je krijgt ook een deel van de winst
1. de edele delen
[geslachtsorganen]
2. ten dele
[gedeeltelijk]
3. ergens deel van uitmaken
[erbij horen]
4. de vitale delen
[die nodig zijn voor het goed functioneren van het lichaam]
Zelfstandig naamwoord: deel
het deel
de delen
het deeltje
Synoniemen
bestanddeel, brok, component, element, gedeelte, lid, onderdeel, part, segment, smaldeel, stuk
Tegenstellingen
heel, totaal, voluit