Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 22-01-2023

doen

betekenis & definitie

1) (1983) (vnl. Haags, inf.) geven: 'Doe mij maar een bakkie.'

• Of weet u wat? Doet u mij maar een pils! (Theo Van Den Boogaard & Wim T. Schippers: Sjef van Oekel zoekt het hogerop. 1983)
O ja, oké, doe maar een baco'tje, klinkt het verveeld. (Nieuwe Revu, 20/09/1995)
• Doe mij nog een lekkere pils. (Robert Anker: Oorlogshond. 2011)
• Hebbie voor mij nog een biertje, doe die man ook wat en neem er zelf ook maar een. (Theo van Rijn: Theo logische beschouwing. 2014)
• Als ik omkijk zie ik Rob een leeg flesje bier omhooghouden. “Doe mij er ook nog maar een,” schreeuwt hij. (Jeroen Guliker: Niet voor tere zieltjes. 2015)
• “Leuk, een óútfit,” zei Elfriede met vrolijk sarcasme in haar ogen. “Koffie doen?” (Basje Boer: Bermuda. 2016)
• Doe mij nog één pilsje, dan heb ik precies genoeg. (Meindert Talma: Je denkt dat het komt. 2017)
• ‘Doe mij maar een biertje’, gebaarde ik tegen de barman. (Eva Hoeke: Eerlijk zeggen. 2020)

2) (2015) (jeugd) neuken. Verkorting van ‘het* doen’.

• Maak je geen zorgen, gast. Ik zou haar nog niet doen met de lul van een ander. (Jeroen Guliker: Niet voor tere zieltjes. 2015)
• Dus terwijl die healer je vrouw lag te doen, ben jij op cursus gegaan om haar beter te begrijpen?? (Yvanka van der Zwaan & Mieke Kosters: Wine-up. Het fantastische rotleven van Caro, Anna & Esmee. 2016)
• Ik zocht naar wat er zo spannend was, maar toen zei een van Gijs’ rare vrienden: ‘Jezus, wat zit die bikini strak.’
En de ander zei: ‘Ik zou ’r doen.’ (Lisette Jonkman: Helemaal het einde. 2017)
• Ook werd er over mij geschreven dat je “mij kon doen voor een pakje peuken en een Smirnoff”. (Maartje Laterveer: Vrouwen & seks. 2017)
• Op nog geen halve meter afstand staan twee meisje in korte oranje topjes boven hun veel te strakke skinny jeans. Bij de dikste van de twee hangt er een kleine vetrol tussen haar topje en haar broeksband uit. Om eerlijk te zijn zou ik ze best doen. (Freek van Kraaikamp: Elitepauper. 2018)
• Zij was eruit gepikt en werd bezongen door alle corpsballen als het laagste meisje van het jaar. Je kon haar “doen” voor een Smirnoff en een pakje peuken. (Barbara van Beukering: Kruip nooit achter een geranium. 2018)
• ‘Zeg niet dat je haar ook ooit hebt gedaan,’ zei Maud. (Kluun: Familieopstelling. 2020)
• Leeftijdsgenoten van hem scheppen op over hun ervaringen, hoeveel meisjes ze al hebben ‘gedaan’. Alleen die term al is het bewijs van een glijdende schaal van taal. Van de geslachtsdaad verrichten naar gemeenschap hebben naar de liefde bedrijven naar wippen (en al haar vulgaire synoniemen) naar ‘doen’. Dit ‘doen’ is in haar klinische kilheid een bedroevend dieptepunt. Onlangs ving ik bij het wachten voor de Dorkwerderbrug een gesprekje op van twee studenten in racefietstenue: ‘Ik zou Carmen weleens willen doen, en Linde op zich ook nog wel.’ (Annemarie van Heijningen-Steenbergen: Gewijde chaos. Dagboek van een domiesvraauw. 2021)
• Jaja, als ze komt zou je haar gewoon doen hoor, je staat al een tijdje droog, Quins. (Lale Gül: Ik ga leven. 2021)
• Baboon: je had me niet moeten doen. Niet op die leeftijd, nooit. (Deborah Seymus: Vijftig piemels later. 2022)

3) (2011) (euf.) in de verbinding 'iemand doen': hem of haar vermoorden.

• Het begin van de criminele organisatie plaatst justitie in 2001, toen Jesse Remmers tegen kroongetuige La Serpe zou hebben gezegd dat hij Cor van Hout ‘mocht doen’ (liquideren) en dat hij vanaf nu ‘de power van Willem Holleeder’ achter zich had. (Paul Vugts: De strijd tegen de Amsterdamse onderwereld. 2011)
• Degene die De Ouwe had ingehuurd om mij te vermoorden zat met mij binnen maar die kerel had al vrij snel door dat het helemaal geen goed idee was om mij om te leggen. Er was bij mij veel meer te halen dan bij die Ouwe. Na verloop van tijd is er iemand uit de entourage van Stan bij mij langs gekomen en die zei: “Als hij jou doet gaan we hem doen.” (Vico Olling & Martijn Haas: De kouwe ouwe. 2017)

4) (19e eeuw) (in de verbinding 'iets doen') (Vlaanderen, euf.) zijn gevoeg doen. Meestal gezegd van kinderen of dieren.

• Iet doen, zijn gevoeg doen. Het kind héét iet gedaan. Laat den hond buiten, hij zal misschien iet moeten doen. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1899)