Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 31-12-2023

brak

betekenis & definitie

1) (2004) (jeugd) gebrekkig.

• Ik mis mijn vriendin enorm (niet op reageren, apart topic daarover), rijdt mijn auto nu helemaal brak... (forum.fok.nl, 11/02/2004)

2) (1991) (ook: brakjes) (stud.) dronken; katterig; niet lekker; in slechte conditie. 'Ik ben brak': ik heb een kater. Gesignaleerd door Henk Spaan in Onze Taal (stukje over Amsterdamse studententaal), april 2008: 'louter brak zijn': naar de kloten gegaan zijn. Zie ook: brak-even-point*, brakticum* en ‘braken* is meemaken’.

• (Albert Gillissen & Paul Olden: Het eerste Nederlandse Studentenwoordenboek. 1991)
• 'Ik ben nog zo brak joh', grijnst een jongen naar zijn vriend. (de Volkskrant, 16/08/2000)
• Geluk is brak op de bank complete onzin praten en weten dat het goed is. (15-jarig meisje in HP/ De Tijd, 12/07/2002)
• Tot diep in de nacht vierde Bouman met vriend en collega Joeri van Dijk zijn titel. "Ik lig nu brakjes in de auto", meldde hij gisteren, op de terugweg. (Trouw, 02/10/2006)
• Ik had niet zo’n zin in een dergelijke uitbarsting omdat ik brak was. (Cindy Hoetmer: Schop me! 2007)
• Een vrouw met stijl weigert charmant het drankje dat het verschil maakt tussen de volgende dag lekker brak zijn of als een ziek vogeltje op de bank liggen, wuift iedereen blij gedag, maakt grapjes met de door bitch, stapt in de taxi en staat de volgende ochtend gezond weer op. (Susan Smit: Letterhonger. 2008)
• Maandenlang begroeten jongens van een hagelwit gymnasium elkaar met de getto-term “hey kil” en dan ineens is dat voorbij en klinkt het aloude “dude” weer. Misschien ontkomen zij zo aan de hoon van de echte heersers van de straat, die zich doodergeren aan imitators. De gymnasiasten op hun beurt, piekeren er niet over om zich in het rauwe straatleven te mengen. Over een paar jaar staan ze misschien met medestudenten te “bieren”, eten ze “gore meuk” en roepen ze dat anderen moeten “optiefen”. En allang voordat ze gaan studeren, gebruiken ze het corpsballenwoord “brak”, tegenwoordig gangbaarder dan “katerig”. (De Volkskrant, 21/07/2009)
• ‘Ik snap dat je lekker ligt zo, maar iedereen is al beneden en het is echt beter om je bed uit te komen. Anders ben je de hele dag brak.’
‘Wat is brak?’ klinkt het gesmoord vanonder de deken.
‘Brak is als je je lamlendig voelt, een beetje wazig, ziekjes, niet helder. Dat krijg je als je te veel drinkt, maar ook als je te lang in bed blijft. Dat is niet goed voor je.’ (Esther Verhoef: Is uw man al af? 2010)
• De Onoverwinnelijkheidskater: je bent brak, maar je voelt je opmerkelijk Goed. (Renske De Greef: Geen paniek. Over ongemakkelijke situaties en andere feestelijkheden. 2012)
• Brak en met een bleek gezicht staan we ’s ochtendsvroeg op het dek van het schip. (Yoeri Kievits: Rotterdam Hooligan. Leven met en sterven voor Feyenoord. 2012)
• We hingen op de bank bij Kees. We hadden vrij, we waren brak en we wilden wat. (Hanna Bervoets: Opstaan, aankleden, niet doodgaan. 2013)
• In het eerste jaar van mijn relatie met Taco dronk ik doordeweeks een fles wijn als ik brak was en geen G had. (Renee Kelder: De parttime-junkie. 2014)
• Eerst een paar sluitdrankjes en daarna door naar een club of een kroeg. Als we de volgende dag brak aankwamen, maakten we verse jus voor elkaar … (Loïs Bisschop: Ik ben Loïs en ik drink niet meer. 2015)
• We stappen brak in de auto terug naar huis. (Yvanka van der Zwaan & Mieke Kosters: Wine-up. Het fantastische rotleven van Caro, Anna & Esmee. 2016)
• Desplanches keek over zijn schouder omhoog naar Tristan, die helemaal achteraan stond, en vroeg: ‘Ben jij ook brak? Ik bedoel: neutraliseert die koffiemelk de alcohol niet? Ik vraag dit gewoon uit interesse.’ (Viktor Frölke: Het dispuut. 2017)
• De volgende ochtend, brak in bed, dwong mijn ex me om het nog eens te vragen, dit keer nuchter. Wilde ik het echt? (Henk van Straten: Berichten uit het tussenhuisje. 2018)
• Ik werp een blik op de tomtom, die me door de schemerige Amsterdamse binnenstad naar huis moet voeren. Het voelt alsof ik langzaam wakker word. Brak, overdonderd, uit een diepe slaap waarin ik urenlang in een onmogelijke houding heb gelegen. (Sofie Rozendaal: De stilte in bed. 2019)

3) (2018) (in de uitdrukking ‘te brak om te kakken’) (stud.) stomdronken.

• Te brak om te kakken: vaste uitdrukking om aan te geven dat iemand een zeer erge kater heeft. (Ykwinno Hensen, Jacomine Nortier & Sterre Leufkens: Het verschil tussen lid zijn en lit zijn. Een sociolinguïstische vergelijking tussen Studententaal en Straattaal. 2018)

4) (1914) (jagers) zie citaat.

• Brak: een hond, die loopend wild opzoekt en het zoolang op den voet vervolgt tot het geschoten of doodgedreven is. Drijfhond. (Jacobus van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel II. De sociologische structuur onzer taal II. 1914)
• Brak zou verwant zijn aan het Middelhoogduitse bræhen, dat ‘ruiken’ betekent, iets wat deze honden goed kunnen. Volgens Wikipedia heeft de Braque Saint-Germain daarbovenop het fabelachtige instinct ‘om wild met opgeheven voorpoot aan te wijzen’. Het Latijnse fragrare (‘sterk ruiken’) zou met braehen samenhangen, de stam van het Engelse fragrance (geur, welriekendheid). Braque , bracke , braco , bracco – in Frankrijk, Duitsland, Spanje en Italië heten jachthonden ook zo. Al deze informatie was met drie muisklikken te vinden; ik hoefde er niet lang naar te speuren. (De Volkskrant, 27/12/2023)