Wat is de betekenis van Brak?

2024-04-25
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

brak

Het begrip brak heeft 6 verschillende betekenissen: 1) jachthond. middelgrote hond met een elegante, slanke lichaamsbouw, een bruine vacht met witte tekeningen, een spitse kop met ronde, afhangende oren en een uitstekende reukzin die vooral wordt ingezet om wild te volgen en op te jagen bij de jacht. 2) met zout water gemengd. zoutac...

2024-04-25
Ensie Encyclopedie

Redactie Ensie (2022)

Brak

Brak is zowel een mengeling van zoet en zout water als een gevoel van algehele misère dat veroorzaakt wordt door ziekte. Vaak zeggen mensen dat ze brak zijn als ze tot laat uit zijn geweest en veel hebben gedronken. De volgende dag hebben ze dan last van een kater, wat ook wel als een brak gevoel wordt omschreven. Brak water komt voor op pla...

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

brak

1) (2004) (jeugd) gebrekkig. • Ik mis mijn vriendin enorm (niet op reageren, apart topic daarover), rijdt mijn auto nu helemaal brak... (forum.fok.nl, 11/02/2004) 2) (1991) (ook: brakjes) (stud.) dronken; katterig; niet lekker; in slechte conditie. 'Ik ben brak': ik heb een kater. Gesignaleerd door Henk Spaan in Onze Taal (st...

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

brak

brak - Zelfstandignaamwoord 1. een jachthond die gebruikt wordt voor de jacht op lopend wild Er zijn verschillende hondenrassen die als brakken gebruikt worden. brak - Bijvoeglijk naamwoord 1. met een zoutgehalte dat tussen zout en zoet in ligt Di...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

brak

brak - bijvoeglijk naamwoord 1. met een beetje zeewater erdoor ♢ dit water is niet zoet, maar brak Bijvoeglijk naamwoord: brak de/het brakke ...

2024-04-25
Jargon & Slang van Studenten

Marc De Coster (2017)

Brak

Brak - Utrechtse term voor dronken. Herkomst onbekend.

2024-04-25
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

brak

(zn) kleine jongen TM, WB.

2024-04-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Brak

zoutachtig; jachthond

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

brak

brak - loszinnig, geil of: loszinnige, wellustig geile man (of vrouw); de eig. bet. is wrsch. ‘mann. dier’ (vgl. eenzelfde bet.-overgang bij ram). Belght u niet, dat ick se lack en brack heette, Luerifers 33 [eind 16e e.?].