Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 22-04-2020

bisschopsstaf

betekenis & definitie

(sch.) mannelijk geslachtsdeel. Zie ook: met de bisschop rijden.

• Aretino neemt daarbij geen blad voor de mond, integendeel, hij houdt een pleidooi voor klaar en duidelijk taalgebruik en steekt de draak met een al te verfijnd register: “Spreek vrijuit, zeg kont, pik, kut en naaien, want je zult alleen door professoren begrepen worden met je gordel in de ring, obelisk in het achterkasteel, prei in de moestuin, grendel op de deur, sleutel in het slot, stam per in de vijzel, nachtegaal in het nest, pijl in de roos, banier in de ravelijn, degen in de schede. En hetzelfde geldt voor de pin, de bisschopsstaf, de pastinaak, de perzik, de kooi, het geval, de ponjaard, de bladen van het missaal, de daad, de je-weet-wel, dat ding, dat gedoe, de strop, de bokking, de korte lans, de peen, de wortel. (Bart Van Loo: O Vermiljoenen Spleet! Seks, ertiek en literatuur. 2010)