ponjaard
(17e eeuw) (sch.) mannelijk geslachtsdeel. 'Zijn ponjaard trekken': copuleren, neuken. • (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980) • (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984) • (Ton den Boon: De taal der liefde. 2017)
Marc De Coster (2020-2024)
(17e eeuw) (sch.) mannelijk geslachtsdeel. 'Zijn ponjaard trekken': copuleren, neuken. • (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980) • (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984) • (Ton den Boon: De taal der liefde. 2017)
Getty Research Institute (1990)
ponjaard - Sierdolken behorend bij een uniform. In de 16e en 17e eeuw werd de term 'ponjaard' gebruikt voor dolken in algemene zin. Zie 'dolken'.
Hans Heestermans (1977)
ponjaard - penis; eig. ‘korte, puntige degen’ (vgl. degen, lans, piek). In de verb. zijn ponjaard trekken, copuleren. Niet een woortie meer ghesproken Mits hy voort syn Ponjaert treckt, Quartier d. Amst. Mane-Schyn B 2 v° [1639].Maar Robin, reeds vermoeid en slap, bevreesd haar klacht opnieuw te horen, zegt haar: ‘sterf dan ee...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: