Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 15-04-2023

draak

betekenis & definitie

1) (1980+) (drugs) de draak verjagen, op de draak jagen: idem als chinezen*; een chineesje* gebruiken. Vertaald uit het Engels: to chase the dragon, een slanguitdrukking die al in 1961 opgetekend werd. De kronkelende opstijgende damp gelijkt op de staart van een draak.

• Bij het vale licht van walmende olielampen drinken de rokers hun thee en jagen de dromers op de draak. (René Stoute: Op de rug van vuile zwanen. 1982)
• Gerald strooide met gulle hand de korrels heroïne op het zilverpapier. Francesca knipoogde naar Jonas. 'Het vangen van de draak!' orakelde ze. (Arie Visser: Het vangen van de draak. 1983)
Dat er met de draak, doebroe, sugar, of hoe je heroïne ook wilt noemen, niet valt te spotten, merkte ik toen ik in '89 voor een tentoonstelling naar Madrid ging. (Nieuwe Revu, 24/08/1994)
• “Zullen we samen nog één keer gaan jagen op de paarse draak?”
Het was een paar dagen geleden en het is haar grootste offer. Met veel moeite had Luna in het Bos der Zotheid haar heroïneverslaving verslagen. (Luckie S. Delacroix: Johnny Cash danst nooit. 2015)

2) (19e eeuw) (inf.) lastig, onuitstaanbaar persoon; twistzuchtig mens; engerd. Vaak gaat het om een lelijk iemand. Het woord is niet uitsluitend van toepassing op vrouwen. Zo kan men het ook over een 'draak van een jongen' hebben. Het scheldwoord werd reeds opgetekend in de werken van Potgieter. Eigenlijk is een draak een hagedisachtig, vuurspuwend fabeldier. Zie ook drakenpit*.

• Mal mens! Toe! Tantetje-lief! Lamzak! Draak! Stuk chagrijn! (Herman Heijermans: Op hoop van zegen. 1900)
• Hou je mond, ouwe draak! (Herman Heijermans: Trinette. 1904)
• Kit, doe me een plezier en noem juffrouw Wijers geen draak meer. (Cissy van Marxveldt: De H.B.S. tijd van Joop ter Heul. 1919)
• 'Wat een draak van een vent,' zei Dot. (Cissy van Marxveldt: Een zomerzotheid. 1927)
• De heele zomer hebben we zeker logé's,’ bedacht Miek, ‘dat lees je altijd in boeken. Ik mag wel al mijn vriendinnen vragen, hè moes.’
‘Zonder uitzondering,’ lachte moeder.
‘Maar die draak Elly niet,’ vond Rudi. (Ella Vémor: Uit één gezin. ca. 1930-1940)
• Vanmorgen hebben ze de Slag bij Nieuwpoort gehad en met hun handwerken zijn ze nu aan de kruissteek toe, maar de handwerkjuffrouw is zo'n draak: die laat je nooit eens iets voor jezelf maken en als je onder je werk maar éven bij mekaar afkijkt, sta je al voor straf op de gang. (Johan Fabricius: Flipje. 1936)
Ze vond die Mies bij voorbaat een draak. (Diet Kramer: Roeland Westwout. Roman over jonge menschen. 1940)
• Ook die kerel kwam naar beneden en vroeg waar of die vrouw was gebleven. Hij vloekte: 'Wat zeg jullie van zo'n draak!' (H. van Aalst: Onder martieners en bietsers. 1946)

3) (19e eeuw, vero.) (stud.) hospita. Oorspronkelijk: onuitstaanbaar mens. In die zin reeds bij Bredero. Vgl. Duits: Hausdrache.

• De hospita was een oude draak, die elk druppeltje warm water afzonderlijk in rekening braéht en hij had niemand met wien hij des avonds een woordje kon spreken. (Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië, 02/01/1931)
• Toen ze bij het pension aankwamen belde Francis aan en de hospita deed open. 'Ga maar vast naar boven, Robin. Ik ben er over een ... 'Ik heb dit langs die ouwe draak weten te smokkelen.' (Judith Lennox: Het winterhuis. 2011)

4) (19e eeuw) (theat.) melodramatisch toneelstuk. Zie ook: melodraak*.

• Draak (toon.), tooneelstuk van zeer twijfelachtige aesthetische waarde, waarin onnatuurlijke karakters engebeurtenissen worden te pas gebracht om op den minder ontwikkelde diepen indruk te maken. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• Een „reuze"-draak, een „reuze"-sof, zooals het in acteurs-jargon heet ,van een graaf, natuurlijk gecribleerd van schulden, die met een Amerikaansche millionairsdochter trouwt en haar bedriegt, zoodat ze echtscheiding vraagt en het kind haar wordt toegewezen, een graafje. (het Vaderland, 20/06/1924)
• Er is nog veel en veel te schaven. Gelukkig overigens, want de zeer aardige opvoering van „De Kribbebijter” die drie dagen een volle zaal trok, leerde, dat het gezelschap meer in handen heeft. Het repertoir vermeldt tal van „volksstukken” Nu heb ik bezwaren tegen het vaderlands begrip „volksstuk” want in het toneeljargon immers, duidt dit maar al te dikwijls op „draken”, die het publiek overigens wel wilt aanvaarden. (Nieuwsblad van het Zuiden, 14/08/1947)
• (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1974)
• Aran en Titus is een voorloper van het 19e- en 20e-eeuwse melodrama, een ‘draak’1, zoals De Twee Wezen van Adolphe Philippe D'Ennery en Eugène Cormon. (Jan Vos: Toneelwerken. 1975)
• LJ Veltman (1817-1907) was een bekend romantisch acteur die zijn grootste triomfen haalde in wat later 'draken' van toneelstukken werden genoemd. (Caroline de Westenholz: Albert Vogel, voordrachtskunstenaar (1874-1933). 2003)