Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 15-10-2023

anchor

betekenis & definitie

(1990) (< Eng.) (televisie) centrale presentator of presentatrice van televisienieuws. Introduceert de journalisten die het veldwerk verrichten en geeft een synopsis van hun verhaal. Daarbij wordt dan van een studio overgeschakeld naar de reporter ter plaatse. De term werd bedacht door de Amerikaanse producent Don Hewitt (1952, bekend van o.a. 60 Minutes). Een ‘anchorwoman’ heet ook wel een ‘anchorette’. De laatste tijd worden deze termen vernederlandst tot ‘ankerman’ of ‘ankervrouw’.

Kees Jansma, anchor man inzake voetbal, ziet voor zichzelf straks in Italië niet dezelfde rol als bij het EK van 1988... (Sport International, mei 1990)
• Een echte anchorman (nieuwsbrenger) is journaal-presentator Joop van Zijl niet. `Daarvoor mankeert de diepte,' zegt hij zelf. (de Volkskrant, 02/11/1991)
• Al jaren is ze de anchor-vrouw van Tijdsein. Zakelijk, BBC-achtig, barst ze door het scherm. (Elsevier, 21/08/1993)
• De anchorman van de Nederlandse televisie zei dat hij sinds zijn aantreden in februari bij zijn nieuwe werkgever `een grote berg negativisme' over zich uitge-stort zag. (Elsevier, 30/11/1996)
• En algauw stapte hij over naar de neutralere nos, eerst als verslaggever voor het nos-journaal, later als anchor, al gebruikte destijds nog niemand die uit Amerika overgevlogen term. (Jamal Ouariachi: 25. 2013)