Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 27-06-2023

kees

betekenis & definitie

1) (1906) (ook: kesie) (Barg.) pruimtabak. In Vlaanderen een volkse benaming voor een snuifje (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1900). Zie ook: Heb je een kees achter de kiezen?

• Keesie: pruim tabak. (Köster Henke: De boeventaal. 1906)
• .... en dat Jan Broek-en-Jurk hem een 'kees' had geweigerd. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 1. 1912)
• Woudt ge hem wezenlijk familiaar een goedmoedig boertje wanen, met sullige kaakzakjes en een sappig keesje in de hand? (Israël Querido: Geschreven portretten. 1912)
• Hij heeft altijd 'n kees (pruim) achter z'n kiezen. (H. Langedijk: Hé is dat Westfries? 1963)
• Keesie: tabakspruimpje. (T. van Veen: Taal en leven in de Utrechtse Vechtstreek. 1989)

2) (1969) (meestal verkleinvorm) (Barg.) vrouwelijk geslachtsdeel. Vergelijking met het harige van een tabakspruim. Kijk ook onder kezen*, het werkwoord dat hiervan is afgeleid.

• (Enno Endt: Een taal van horen zeggen: Bargoens en andere ongeschreven sterke taal. 1969)
• Die onderwereld is bij Lucebert de afgrond waarvan hij in zijn derde bundel Van de afgrond en de luchtmens spreekt. De gevallen engel zegt in de zojuist geciteerde strofe dat hij alert is (ik sla 8); tegelijkertijd is hij de gevangene van slaap en dood. In deze strofe hebben we het scharnier, waarlangs de stemming van vermaak om èn in het aardse, van vreugde om orgelmuziek, dronkenschap en duisternis, omslaat naar een zich bewust worden van de werkelijke situatie, waarin de engel gevallen is. Dit bewustwordingsproces uit zich, blijkens de vlg. strofe in het dichterschap:
Nu en in het uur van mijn dood
Kun je me achterover lezen
Een vlooien keesje in de schoot
Der gemeenteriolering.
De woorden ‘Kun je me achterover lezen’ hebben natuurlijk betrekking op het gedicht, dat in de daarop volgende woorden: ‘Een vlooien keesje in de schoot / Der gemeenteriolering’ wordt getypeerd. Wanneer u weet, dat keesje een dysfemisme is voor vrouwelijk geslachtsdeel, en wanneer u ziet dat Lucebert de woorden lezen en keesje zo dicht bijeen plaatst, dat er maar weinig hoeft te gebeuren of men leest vs. 2 als: ‘Kun je me achterover kezen’, dan is de conclusie dat het gedicht hier met een meisje of vrouw vereenzelvigd wordt niet meer te vermijden. (De Vlaamse Gids. Jaargang 57. 1973)
• (Enno Endt en Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)
• (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)
• (Robert Henk Zuidinga: Eroticon: het ABC van de erotiek. 1990)
• Meestal neemt men aan dat Mnl. kesen: kouwen leidde tot kees: (tabaks-) pruim (en vandaar via de dubbele associatie van 'pruim' en de harige tabak tot kees: vrouwelijk geslachtsdeel, waaruit weer kezen: neuken is voortgekomen ... (Justus van de Kamp & Jacob van der Wijk: Koosjer Nederlands. 2006)

3) (1984) (inf.) mannelijk geslachtsdeel. Het geslachtsdeel dat wordt verpersoonlijkt is niet nieuw. Endt geeft in zijn Bargoens Woordenboek reeds de termen Bello*, Gerrit en Frederik. De familiariteit van de man met zijn geslachtsorgaan komt ook in het Engels tot uiting in namen als 'Big Steve; Oliver Twist; General Custer; Cecil; Fritz; Harry enz.'. Ook Franse mannen gaan gemoedelijk om met hun ding*. Ze noemen hem 'Jacques, Popaul of Totor'. Kijk ook onder Charel*.

• Ineens trok ze haar benen op en de strakke broek gleed over haar voeten. Ze bleef zo zitten terwijl zij langs haar benen naar mijn kees keek. (Heere Heeresma: Een hete ijssalon. 1984)

4) (18e eeuw) (scheldw.) patriot, een tegenstander van de stadhouder. Volgens sommigen genoemd naar de Dordtse patriot Cornelis (Kees) de Gijselaar (1751-1815) maar dat is betwistbaar.

• De sekretaris Arnolds was een liefhebbend echtgenoot, een zorgvuldig vader, een ijverig vriend, een nuttig burger, nooit in koffijhuis of politiek genootschap, maar altijd in den kring van zijn gezin te vinden: een kees wiens drempel niemand van ons, oranjelieden, met huivering behoeft te overschrijden; een der velen die, eenmaal met hart en ziel de nieuwe orde van zaken toegedaan, en nog altijd patriots- en gemeenebest-gezind, echter niet langer tot de partij der ultra-republikeinen behoorden. (Cd. Busken Huet: Litterarische Fantasien en Kritieken, deel 5. Z.j. )
• Hoe dit, zult gij zeggen? Wel, omdat ik eene buste van den Hertog, bij eene visite mijner moeder aan mijn' oom A. Kluit, stout en onmeedogend, op den grond aan duizend stukken smeet; de zoon van een Kees bedreef dit feit, en onderging van zijne moeder, naar 't Orangisme overhellende, meer dan eene mondelinge bestraffing.' (Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. 1862)
• Keezen, spotnaam voor de Patriotten; later door henz elven als partijnaam aangenomen. De oorsprong van den spotnaam Kees ligt in het duister. Zeker moet niet aan Corn. de Gijselaar gedacht worden. Ook andere Cornelissen of Keezen zijn er met de haren bijgesleept. Wijnne aeht het waarschijnlijk, dat de naam in Delft ontstaan is, waar aan het hoofd van het exercitiegenootschap een kapitein stond, wiens hoofd bijzonder op den kop van een keeshond moet geleken hebben. Zoo kan men er toe gekomen zijn eerst al de leden van dat genootschap, en eindelijk al de patriotten Keezen te noemen, ’t Is mogelijk. Doch keeshonden, toen veel meer algemeen dan nu, zijn nijdige keffers, en het zou kunnen zijn dat de Oranjeklanten er onwillekeurig toe gekomen zijn, de rumoerige en hun overal aanblaffende patriotten met dien naam te betitelen. Hoe het zij, de naamsoorsprong is onzeker. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• Deze humoristische pijpekop, uit notenwortelhout gesneden, Is waarschijnlijk vervaardigd in de periode na 1780, toen in de Republiek der Verenigde Nederlanden de aanhangers van de stadhouder aan de Patriotten de schimpnaam Kezen gaven en er veel spotprenten en spotdichten ontstonden met afbeeldingen van de keeshond. (Het Parool, 10/09/1960)
• Vreemd genoeg wordt het Amsterdamse genootschap Concordia et Libertate door alle dixhuitiémisten gestigmatiseerd als een ‘kezengezelschap’. Zij verwijzen naar een uitspraak van een andere bekende negentiende-eeuwer, Van Lennep: ‘Men wist, dat zy [de Aristokratie] het oog had op dat “Keezen-gezelschap”, gelijk Concordia veelal genoemd werd.’ 30. (Kees was het scheldwoord voor patriot.). (Marleen de Vries: Een staaltje Feliciaanse diplomatie. Het departement letterkunde van Felix Meritis tijdens en na de patriottentijd (1779-1795), erschenen in Skript. Historisch Tijdschrift 13. 1991)
• Vanuit Nederland kwamen de Kezen in Engeland en de Engelse rasnaam is hetzelfde als de Nederlandse. De rasnaam is afkomstig van de hond "Kees", de hond van de patriot Cornelis de Gijzelaar en symbool van de patriotten ("Kezen")… (Iris Boersma: Alles over honden training. 2010)
• Jacob van Lennep vertelt dat hij in zijn studententijd, toen hij geheel in de ban van Bilderdijk was, een schimpscheut op de kezen gaf. (Marita Mathijsen: Jacob van Lennep: een bezielde schavuit. 2018)

5) (2012) (inf.) 144 sloffen sigaretten.

• Van de sigaretten kwam je in de alcohol. Daar kwamen de kezen sigaretten binnen. Een kees is 144 sloffen. (Hendrik Jan Korterink: De Haagse penose. Achter de schermen van een gesloten onderwereld. 2012)

6) (1914) (jagers) haas met afgesneden oren.

• Kees: haas met (in de jeugd) afgesneden ooren. (Jacobus van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel II. De sociologische structuur onzer taal II. 1914)

7) (19e eeuw) roepnaam voor een varken.

• Kees … Verken. Onze kees moet morgen dood. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1900).

8) (1900) (spot.) Hollander. Verkorting van keeskop of kaaskop.

• Kees. Spotnaam. Hollander, Nederlander. Hollandsche kees. (Amaat Joos: Waasch Idioticon. 1900)
• (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1900)