noemt men dat deel der wereldzee, dat het Zuidpoolcontinent aan alle kanten omringt en de meest zuidelijke delen van de Atlantische, de Grote en de Indische Oceaan bevat. Een grens is moeilijk aan te geven; men zou hem kunnen leggen bij de zgn. „antarctische convergentie”, een denkbeeldige lijn, in de nabijheid waarvan de oppervlaktetemperatuur van de zee, wanneer men zuidwaarts gaat, een vrij scherpe daling vertoont.
Deze lijn loopt in de sector van de Grote Oceaan en in het Westen van de Atlantische sector op 60 tot 55°Z.Br., in het overige van de Atlantische sector en in die van de Indische Oceaan omstr. 50° Z.Br. Randzeeën van de Z. poolzee (inhammen van het Zuidpoolcontinent) zijn: in de Atlantische sector de Weddell-zee (tussen 250 en 60° O.L.) en in de Pacifische sector de Ross-zee (tussen 155° O. en 165° W.L.).Eilanden in de Z. poolzee zijn (van W. naar O., te beginnen in het Westen van de Atlantische sector) : de Z. Shetland-eilanden, de Z. Orkney-eilanden, Z. Georgia, de Z. Sandwich-eilanden, Bouvet-eilanden, Kerguelen-eilanden, Heard-eilanden, Balleny-eilanden, Peter I-eilanden en de eilanden langs de kust van het Graham-schiereiland.
De grootste diepte in de Z. poolzee komt voor in de Z. Sandwich-trog (op 270 W.L., 550 Z.Br.) en bedraagt ruim 4500 m.
De temperatuur van de Zuidelijke poolzee varieert aan het oppervlak van zuid naar noord van —1,9 gr. (het vriespunt van normaal zeewater) tot 2 à 4 gr. C. In de diepte zijn de temperatuurverschillen nog kleiner dan aan het oppervlak. Bij de diepzeebodem liggen de temperaturen hier overwegend tussen — 1 en + 1 gr. C. In verschillende gebieden (vooral in de Weddell-zee) bij de rand van het zuidpoolland zakt het zeer koude water, dat door het uitvriezen van minder zouthoudend ijs een iets groter zoutgehalte heeft gekregen, door zijn zwaarte naar de diepte en glijdt langs de hellende zeebodem geleidelijk noordwaarts.
Zo ontstaat het antarctische bodemwater, dat het grootste deel van de bodem der gehele wereldzee bedekt (z Antarctica, antarctisch water, Atlantische Oceaan, diepzee en zee). Boven het bodemwater wordt in de Zuidelijke poolzee zgn. dieptewater aangetroffen, dat op vele plaatsen van Atlantische oorsprong is, d.w.z. voor een groot deel van de Noord-Atlantische Oceaan afkomstig is, en evenals het bodemwater dus deelneemt aan een grootse diepzeecirculatie. Het zoutgehalte van het water in de Zuidelijke poolzee varieert tussen ca 34,0 p. mille aan het oppervlak en 34,7 p. mille op grote diepten.
Stromingen in de Zuidelijke poolzee zijn aan de noordzijde, onder invloed van de grote westenwinddrift, in het algemeen oostwaarts gericht. Alleen langs de rand van het poolcontinent heersen westelijk gerichte waterbewegingen, zulks onder invloed van de aldaar overheersende oostelijke winden. Verder heerst in de poolzee aan de oppervlakte een onregelmatige, langzame noordwaartse bewegingscomponent, die als compensatie voor de aanvoer van dieptewater uit het N. (zie boven) dient en die verantwoordelijk is voor de noordwaartse verspreiding der ijsbergen.
IJs komt in de Z. poolzee in twee vormen voor: pakijs en ijsbergen. De grenzen van het pakijs (z ook ijs) variëren sterk met het jaargetijde. Het sterkst is deze variatie in het oostelijk deel van de Atlantische sector, waar de grens in Maart vlak bij het continent, in Sept. en Oct. gemiddeld bij 57 tot 550 Z.Br. ligt. In de Pacifische sector komt de grens niet veel verder noordelijk dan ca 65° Z.Br.
De ijsbergen zijn van het type van de „tafelberg” en zijn afkomstig van het „shelf-ijs”, dat eigenlijk landijs is dat over enorme uitgestrektheden van de kust de zee in schuift, eerst nog op het vastelandsplat (de „shelf”) rustend, doch verderop in het water hangend, zodat dit eigenlijk nog een derde soort ijs in de Z. poolzee is. Het bekendst is het shelf-ijs in de Ross-zee, waarvan het ongeveer de helft bedekt (de grote Ross-barrière). De zuidelijke ijsbergen kunnen zeer grote horizontale afmetingen hebben, tot enige tientallen kilometers lengte. De hoogte boven water is zelden meer dan 50 m (verder z ijsberg).
Lit.: Discovery Committee, „Discovery Reports”, in het bijz. Vol. XV, Vol. XIX p. 285-296, Vol. XXIII p. 177-212 (Cambridge 1937-1946); H. U.
Sverdrup, The Oceans, p. 605-625 (New York 1946); P. Groen, De Wateren der Wereldzee, Hfdst. III (Amsterdam 1951).