is de naam van de tweede van de vier grote Vedische samhitas (z Veda) en bevat de gebedsformules (mantra’s) die de offerpriester (adhvaryu, de handswerkman) prevelt bij het verrichten van de handgrepen van het offer. Van deze mantra's zijn de prozaspreuken en formules, de zgn. yajus, het voornaamste, ook in literair opzicht, omdat ze het oudste Indische proza vormen.
Daarnaast bevat de Yajurveda uitvoerige theologische beschouwingen, de zgn. Brahmana’s, waaruit zich later de literaire klasse der Brahmana’s ontwikkelde. In de oudste recensies zijn de mantra’s, spreuken en Brahmana’s onder elkaar gemengd en vormen de zgn. Zwarte Yajurveda, terwijl zij in de Witte Yajurveda door latere systematisering afzonderlijk gegroepeerd werden.Van de Zwarte Yajurveda zijn de belangrijkste recensies de MaitrdyaniSamhitd (ed. v. L. Schröder, 4 dln, 1881-1886), de Kathaka (ed. v. L. Schröder, 3 dln, 1900-1910) en de TaittiriyaSamhita (A. Weber, 1871-1872); van de Witte Yajurveda werd de Vajasaneyt-recensie uitgegeven door A.
Weber (1852). Van uitzonderlijk belang is de, bij de Witte Yajurveda behorende, Satapathabrahmana (de Brahmana der honderd paden); zij is door omvang en inhoud de belangrijkste van alle Brahmana’s en merkwaardig door haar verband met de latere epische poëzie der Indiërs.