zijn door de wind gedreven machines. Voor zeer afgelegen boerderijen en woningen of vaartuigen, die niet aan een electrisch net kunnen worden aangesloten en ook geen dieselmotor kunnen gebruiken, behoudt de wisselvallige wind betekenis als energiebron.
De Amerikaanse machinebouw brengt daar stalen windmotoren voor uit, die in Nederland vnl. worden gebruikt voor bemaling, waarbij dan als wateropvoerwerktuig meestal een stalen watervijzel met een opbrengst van enkele tientallen m3 water per minuut wordt toegepast. De capaciteit is geringer dan die der oude Hollandse windmolens, maar zij zijn zelfkruiend en zelfzwichtend en behoeven geen molenaar voor toezicht en bediening. Daar het windvangend deel wordt gevormd door een schoepenrad met een groot aantal smalle schoepen, worden deze molens ook wel windturbines genoemd.Voor het opwekken van electrische energie worden tot dusver kleine windmotoren met een vermogen van bijv. 500 Watt en 1000 Watt gebouwd, vnl. voor verlichting en kleine gebruikstoestellen als radio, koelkast, stofzuiger, strijkijzer enz. Deze windmotoren bestaan uit een luchtschroef met twee of vier verstelbare bladen, die over een versnellende tandtransmissie een dynamo aandrijft. Het geheel wordt door middel van een windschild zelfkruiend en zelfwichtend gemaakt en op een hoge mast opgesteld. Een accu-batterii is nodig. De opgewekte stroom wordt automatisch op het net geschakeld of op batterij geladen. Bij middelmatige wind leveren dynamo en batterij samen en op windstille dagen alleen de batterij stroom in het net. Reserve is er verder niet.
Het vraagstuk van het opwekken van electriciteit door wind is nog in studie.
Lit.: Palmer Putman, Power from the Wind (1948).