Engels wiskundige (Exeter 4 Mei 1845 - Madeira 3 Mrt 1879), werd in 1871 hoogleraar in de toegepaste wiskunde en de mechanica te Londen. Hij hield zich in hoofdzaak bezig met de studie van het ruimtebegrip (vector-analyse, quaternionen, maattheorie, analytische meetkunde, enz.) en voorts met algemeen logische en filosofische beschouwingen.
Van hem zijn verder afkomstig de zgn. Cliffordsche evenwijdigen: het zijn de paren rechten in de elliptische ruimte, die de eigenschap bezitten, een oneindig aantal gemeenschappelijke loodlijnen van onderling gelijke lengte te hebben.
Bibl.: Seeing and thinking (1879); Lectures and essays (1880), met biogr.; Elements of Dynamics (1880); Mathematical papers (1882); The common sense of the exact Sciences (1883, nieuwe uitg. m. inl. d. J. R. Newman en Bertrand Russell, 1947); The Ethics of Belief and other Essays (1947).